Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. ban:
  2. bannen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for ban from Dutch to Spanish

ban:

ban [de ~ (m)] nomen

  1. de ban (kerkban)
    la excomunión; el destierro; el anatema; el boicoteo
  2. de ban (betoverende invloed)
    el encantamiento

Translation Matrix for ban:

NounRelated TranslationsOther Translations
anatema ban; kerkban banvloek; vertikking; vervloeking; verwensing; vloek
boicoteo ban; kerkban boycot
destierro ban; kerkban ballingschap; deportatie; uitbanning; uitwijzing; verbanning; verjaging
encantamiento ban; betoverende invloed aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; bekoorlijkheid; bekoring; betovering; fascinatie
excomunión ban; kerkban

Related Words for "ban":


Wiktionary Translations for ban:


Cross Translation:
FromToVia
ban anatema anathème — (christianisme) sentence de malédiction qui retrancher de la communion de l’Église.
ban territorio territoireétendue de terre plus ou moins précisément délimitée.

ban form of bannen:

bannen verb (ban, bant, bande, banden, geband)

  1. bannen (uitbannen; verbannen; verdrijven; )

Conjugations for bannen:

o.t.t.
  1. ban
  2. bant
  3. bant
  4. bannen
  5. bannen
  6. bannen
o.v.t.
  1. bande
  2. bande
  3. bande
  4. banden
  5. banden
  6. banden
v.t.t.
  1. heb geband
  2. hebt geband
  3. heeft geband
  4. hebben geband
  5. hebben geband
  6. hebben geband
v.v.t.
  1. had geband
  2. had geband
  3. had geband
  4. hadden geband
  5. hadden geband
  6. hadden geband
o.t.t.t.
  1. zal bannen
  2. zult bannen
  3. zal bannen
  4. zullen bannen
  5. zullen bannen
  6. zullen bannen
o.v.t.t.
  1. zou bannen
  2. zou bannen
  3. zou bannen
  4. zouden bannen
  5. zouden bannen
  6. zouden bannen
diversen
  1. ban!
  2. bant!
  3. geband
  4. bannende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bannen:

NounRelated TranslationsOther Translations
echar weggooien
VerbRelated TranslationsOther Translations
ahuyentar bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen afschrikken; bang maken; verschrikken
desterrar bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen
echar bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen afdanken; afscheiden; afvoeren; begeleiden; bijgieten; doneren; ecarteren; geven; gieten; gunnen; gunst verlenen; ingieten; inschenken; intappen; leiden; lozen; meevoeren; ontheffen; ontslaan; opsturen; posten; schenken; serveren; smijten; sturen; tappen; toezenden; uitscheiden; uitstorten; uitstoten; uitsturen; uitwerpen; verhuizen; verkassen; verzenden; voeren; weggooien; wegsmijten; wegsturen; wegzenden
exiliar bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen
expeler bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen uitdrijven
expulsar bannen; bezweren; uitbannen; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; wegjagen afnemen; afzonderen; demonteren; deporteren; ecarteren; lichten; ontheffen; ontmantelen; ontslaan; onttakelen; opsturen; posten; sturen; toezenden; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uitdrijven; uiteen nemen; uitsturen; uitwerpen; uitwijzen; uitzetten; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; verzenden; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegsturen; wegwerken; wegzenden

Related Words for "bannen":


Wiktionary Translations for bannen:


Cross Translation:
FromToVia
bannen relegar relegate — to exile