Dutch
Detailed Translations for bepleisteren from Dutch to Spanish
bepleisteren:
-
bepleisteren (van pleister voorzien; pleisteren)
Conjugations for bepleisteren:
o.t.t.
- bepleister
- bepleistert
- bepleistert
- bepleisteren
- bepleisteren
- bepleisteren
o.v.t.
- bepleisterde
- bepleisterde
- bepleisterde
- bepleisterden
- bepleisterden
- bepleisterden
v.t.t.
- heb bepleisterd
- hebt bepleisterd
- heeft bepleisterd
- hebben bepleisterd
- hebben bepleisterd
- hebben bepleisterd
v.v.t.
- had bepleisterd
- had bepleisterd
- had bepleisterd
- hadden bepleisterd
- hadden bepleisterd
- hadden bepleisterd
o.t.t.t.
- zal bepleisteren
- zult bepleisteren
- zal bepleisteren
- zullen bepleisteren
- zullen bepleisteren
- zullen bepleisteren
o.v.t.t.
- zou bepleisteren
- zou bepleisteren
- zou bepleisteren
- zouden bepleisteren
- zouden bepleisteren
- zouden bepleisteren
diversen
- bepleister!
- bepleistert!
- bepleisterd
- bepleisterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bepleisteren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
enlucir | bepleisteren; pleisteren; van pleister voorzien | aansteken; aanstrijken; doen ontvlammen; lichter worden van kleur; oplichten |
enyesar | bepleisteren; pleisteren; van pleister voorzien | |
estucar | bepleisteren; pleisteren; van pleister voorzien | stukadoren |