Summary


Dutch

Detailed Translations for besteller from Dutch to Spanish

besteller:

besteller [de ~ (m)] nomen

  1. de besteller (postbode; bezorger; brievenbesteller; bode)
    el cartero; el repartidor; el mensajero; la charla
  2. de besteller (rondbrenger; bezorger; bode; koerier)
    el distribuidor; el repartidor
  3. de besteller (orderplaatser)
    el comprador; el adquiriente

Translation Matrix for besteller:

NounRelated TranslationsOther Translations
adquiriente besteller; orderplaatser
cartero besteller; bezorger; bode; brievenbesteller; postbode
charla besteller; bezorger; bode; brievenbesteller; postbode achterklap; babbeltje; causerie; conversatie; dialoog; gebabbel; gekeuvel; geklap; geklep; geklets; gekout; gekwebbel; gepraat; geroddel; gesprek; inleiding; interview; introductie; klap; klets; kout; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; mondeling onderhoud; praat; praatje; praatjes; prietpraat; proloog; roddel; roddelpraat; roddels; samenspraak; stof tot gepraat; tweegesprek; tweespraak; voorbericht; voorwoord; vraaggesprek; zwartmaken
comprador besteller; orderplaatser aankoper; afnemer; cliënt; inkoper; klant; koopster; koper; opkoopster; opkoper
distribuidor besteller; bezorger; bode; koerier; rondbrenger distribuant; distributeur; ronddeler; uitdeler; verleenster
mensajero besteller; bezorger; bode; brievenbesteller; postbode aankondiger; aanwijzing; boodschappenjongen; boodschapper; ijlbode; koerier; loopjongen; renbode; voorbode; voorloper; voorteken
repartidor besteller; bezorger; bode; brievenbesteller; koerier; postbode; rondbrenger afgeefster; distribuant; distributeur; distributeuse; uitdeler; uitreikster; verleenster; verspreidster