Dutch
Detailed Translations for bet from Dutch to Spanish
betten:
-
betten (afbetten)
-
betten (afbetten; deppen; bevochtigen)
Conjugations for betten:
o.t.t.
- bet
- bet
- bet
- betten
- betten
- betten
o.v.t.
- bette
- bette
- bette
- betten
- betten
- betten
v.t.t.
- heb gebet
- hebt gebet
- heeft gebet
- hebben gebet
- hebben gebet
- hebben gebet
v.v.t.
- had gebet
- had gebet
- had gebet
- hadden gebet
- hadden gebet
- hadden gebet
o.t.t.t.
- zal betten
- zult betten
- zal betten
- zullen betten
- zullen betten
- zullen betten
o.v.t.t.
- zou betten
- zou betten
- zou betten
- zouden betten
- zouden betten
- zouden betten
diversen
- bet!
- bet!
- gebet
- bettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for betten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
humedecer | afbetten; betten | |
limpiar algo con un paño húmedo | afbetten; betten | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
humedecer | besproeien; bespuiten; bevochtigen; nat maken; sproeien | |
mojar ligeramente | afbetten; betten; bevochtigen; deppen |
Wiktionary Translations for betten:
betten
verb
-
(overgankelijk) bevochtigen met een lapje of een depper
- betten → mojar