Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. betimmerd:
  2. betimmeren:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for betimmerd from Dutch to Spanish

betimmerd:

betimmerd adj

  1. betimmerd (gelambrizeerd)

Translation Matrix for betimmerd:

NounRelated TranslationsOther Translations
enmaderado betimmering; houtarbeid; houtbewerking; houtversiering; lambrisering
ModifierRelated TranslationsOther Translations
enmaderado betimmerd; gelambrizeerd

betimmeren:

betimmeren verb (betimmer, betimmert, betimmerde, betimmerden, betimmerd)

  1. betimmeren

Conjugations for betimmeren:

o.t.t.
  1. betimmer
  2. betimmert
  3. betimmert
  4. betimmeren
  5. betimmeren
  6. betimmeren
o.v.t.
  1. betimmerde
  2. betimmerde
  3. betimmerde
  4. betimmerden
  5. betimmerden
  6. betimmerden
v.t.t.
  1. heb betimmerd
  2. hebt betimmerd
  3. heeft betimmerd
  4. hebben betimmerd
  5. hebben betimmerd
  6. hebben betimmerd
v.v.t.
  1. had betimmerd
  2. had betimmerd
  3. had betimmerd
  4. hadden betimmerd
  5. hadden betimmerd
  6. hadden betimmerd
o.t.t.t.
  1. zal betimmeren
  2. zult betimmeren
  3. zal betimmeren
  4. zullen betimmeren
  5. zullen betimmeren
  6. zullen betimmeren
o.v.t.t.
  1. zou betimmeren
  2. zou betimmeren
  3. zou betimmeren
  4. zouden betimmeren
  5. zouden betimmeren
  6. zouden betimmeren
diversen
  1. betimmer!
  2. betimmert!
  3. betimmerd
  4. betimmerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for betimmeren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
enmaderar betimmeren lambriseren
entablar betimmeren aangaan; aanknopen
revestir de madera betimmeren

Wiktionary Translations for betimmeren:

betimmeren
verb
  1. het aanbrengen van sierhout