Dutch
Detailed Translations for bijstorten from Dutch to Spanish
bijstorten:
-
bijstorten (op rekening storten)
Conjugations for bijstorten:
o.t.t.
- stort bij
- stort bij
- stort bij
- storten bij
- storten bij
- storten bij
o.v.t.
- stortte bij
- stortte bij
- stortte bij
- stortten bij
- stortten bij
- stortten bij
v.t.t.
- heb bijgestort
- hebt bijgestort
- heeft bijgestort
- hebben bijgestort
- hebben bijgestort
- hebben bijgestort
v.v.t.
- had bijgestort
- had bijgestort
- had bijgestort
- hadden bijgestort
- hadden bijgestort
- hadden bijgestort
o.t.t.t.
- zal bijstorten
- zult bijstorten
- zal bijstorten
- zullen bijstorten
- zullen bijstorten
- zullen bijstorten
o.v.t.t.
- zou bijstorten
- zou bijstorten
- zou bijstorten
- zouden bijstorten
- zouden bijstorten
- zouden bijstorten
diversen
- stort bij!
- stort bij!
- bijgestort
- bijstortend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bijstorten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
depositar | neerzetten | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
depositar | bijstorten; op rekening storten | afbakenen; afpalen; afzetten; afzien van rechtsvervolging; begrenzen; beknotten; beperken; betrappen; bewaren; bijzetten; deponeren; geld overmaken; inleggen; invoegen; laten uitstappen; leggen; neerleggen; neerzetten; omlijnen; opslaan; overboeken; overschrijven; overzenden; plaatsen; seponeren; snappen; stationeren; storten; tussenleggen; verneuken; wegleggen; zetten |