Dutch
Detailed Translations for bridgen from Dutch to Spanish
bridgen:
-
bridgen
Conjugations for bridgen:
o.t.t.
- bridge
- bridget
- bridget
- bridgen
- bridgen
- bridgen
o.v.t.
- bridgde
- bridgde
- bridgede
- bridgden
- bridgden
- bridgden
v.t.t.
- heb gebridgd
- hebt gebridgd
- heeft gebridgd
- hebben gebridgd
- hebben gebridgd
- hebben gebridgd
v.v.t.
- had gebridgd
- had gebridgd
- had gebridgd
- hadden gebridgd
- hadden gebridgd
- hadden gebridgd
o.t.t.t.
- zal bridgen
- zult bridgen
- zal bridgen
- zullen bridgen
- zullen bridgen
- zullen bridgen
o.v.t.t.
- zou bridgen
- zou bridgen
- zou bridgen
- zouden bridgen
- zouden bridgen
- zouden bridgen
diversen
- bridge!
- gebridgd
- bridgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bridgen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
jugar al bridge | bridgen |
External Machine Translations: