Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. dorst hebben:


Dutch

Detailed Translations for dorst hebben from Dutch to Spanish

dorst hebben:

dorst hebben verb (heb dorst, hebt dorst, heeft dorst, had dorst, hadden dorst, dorst gehad)

  1. dorst hebben
  2. dorst hebben

Conjugations for dorst hebben:

o.t.t.
  1. heb dorst
  2. hebt dorst
  3. heeft dorst
  4. hebben dorst
  5. hebben dorst
  6. hebben dorst
o.v.t.
  1. had dorst
  2. had dorst
  3. had dorst
  4. hadden dorst
  5. hadden dorst
  6. hadden dorst
v.t.t.
  1. heb dorst gehad
  2. hebt dorst gehad
  3. heeft dorst gehad
  4. hebben dorst gehad
  5. hebben dorst gehad
  6. hebben dorst gehad
v.v.t.
  1. had dorst gehad
  2. had dorst gehad
  3. had dorst gehad
  4. hadden dorst gehad
  5. hadden dorst gehad
  6. hadden dorst gehad
o.t.t.t.
  1. zal dorst hebben
  2. zult dorst hebben
  3. zal dorst hebben
  4. zullen dorst hebben
  5. zullen dorst hebben
  6. zullen dorst hebben
o.v.t.t.
  1. zou dorst hebben
  2. zou dorst hebben
  3. zou dorst hebben
  4. zouden dorst hebben
  5. zouden dorst hebben
  6. zouden dorst hebben
diversen
  1. heb dorst!
  2. dorst gehad
  3. dorst hebbend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for dorst hebben:

VerbRelated TranslationsOther Translations
morirse de sed dorst hebben
tener sed dorst hebben

Related Translations for dorst hebben