Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. drager:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for drager from Dutch to Spanish

drager:

drager [de ~ (m)] nomen

  1. de drager (eigenaar; houder; bezitter)
    el propietario; el poseedor
  2. de drager (kruier; bagagedrager; sjouwer)
    el mozo de cordel; el mozo de cuerda; el maletero; el mozo de estación

Translation Matrix for drager:

NounRelated TranslationsOther Translations
maletero bagagedrager; drager; kruier; sjouwer achterbak; bagageruimte; koffer; kofferbak; kofferruimte; lastdrager; sjouwer
mozo de cordel bagagedrager; drager; kruier; sjouwer
mozo de cuerda bagagedrager; drager; kruier; sjouwer
mozo de estación bagagedrager; drager; kruier; sjouwer
poseedor bezitter; drager; eigenaar; houder
propietario bezitter; drager; eigenaar; houder conciërge; eigenaar; grondbezitter; grondeigenaar; hospes; huisbaas; huisheer; huurbaas; kamerverhuurder; landbezitter; landeigenaar; landheer; portier

Related Words for "drager":

  • dragers

Wiktionary Translations for drager:

drager
noun
  1. een persoon die (letterlijk) draagt

Cross Translation:
FromToVia
drager transportista carrier — person or object that carries someone or something else
drager apoyo; respaldo appui — Ce qui sert à soutenir une chose ou une personne pour l’empêcher de tomber, de chanceler, etc.