Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. facet:


Dutch

Detailed Translations for facet from Dutch to Spanish

facet:

facet [het ~] nomen

  1. het facet (opzicht; aspect)
    la faceta; el aspecto

Translation Matrix for facet:

NounRelated TranslationsOther Translations
aspecto aspect; facet; opzicht aanblik; aangezicht; aanzicht; aanzien; buitenkant; denkbeeld; gedaante; gelaat; gezicht; gezichtshoek; gezichtspunt; idee; interpretatie; invalshoek; inzicht; kijk; lezing; mening; oogpunt; oordeel; opinie; opvatting; panorama; perspectief; prospect; standpunt; type; uiterlijk; uitzicht; vergezicht; verschijning; vertoon; visie; voorkomen; vorm; vue; zicht; zienswijs; zienswijze
faceta aspect; facet; opzicht

Related Words for "facet":

  • facetten