Summary


Dutch

Detailed Translations for feiten from Dutch to Spanish

feit:

feit [het ~] nomen

  1. het feit
    el hecho; el dato
  2. het feit
    el hecho
  3. het feit (gebeurtenis; voorval; incident)
    el suceso; el hecho; el incidente; el trato; el objeto de discusión; el negocio; el acto; la transacción; la cuestión; el tópico; la disputa; la materia de discusión

Translation Matrix for feit:

NounRelated TranslationsOther Translations
acto feit; gebeurtenis; incident; voorval actie; aktie; daad; evenement; gebeurtenis; handeling
cuestión feit; gebeurtenis; incident; voorval aangelegenheid; affaire; financiële kwestie; geldzaak; geval; interpellatie; kwestie; kwesties; opgaaf; opgave; probleem; problematiek; problemen; vraag; vraagstuk; zaak; zwaarte
dato feit bekend feit; gegeven; informatie; kennisoverdracht
disputa feit; gebeurtenis; incident; voorval argument; debat; discussie; dispuut; drukte; gebakkelei; gedachtenverandering; gedachtewisseling; gehakketak; gekibbel; gekif; gekijf; gekrakeel; geruzie; geschil; gesprek; handgemeen; heisa; krakeel; kwestie; onenigheid; probleem; redestrijd; redetwist; ruzie; schermutseling; twist; twistgesprek; vraagstuk; woordenstrijd; woordenwisseling
hecho feit; gebeurtenis; incident; voorval bekend feit; evenement; gebeurtenis; gegeven
incidente feit; gebeurtenis; incident; voorval incident; rijsnelheid; zaakje
materia de discusión feit; gebeurtenis; incident; voorval geschil; issue; kwestie; probleem; punt; ruzie; twist; verschilpunt; vraagstuk
negocio feit; gebeurtenis; incident; voorval bedrijf; casus; commercie; firma; geval; handel; handelsverkeer; kleine onderneming; koophandel; kwestie; negotie; nering; onderneming; winkelbedrijf; zaak
objeto de discusión feit; gebeurtenis; incident; voorval casus; geval; issue; kwestie; probleem; punt; vraagstuk
suceso feit; gebeurtenis; incident; voorval incident; zaakje
transacción feit; gebeurtenis; incident; voorval casus; deal; geval; kwestie; transactie; zaak
trato feit; gebeurtenis; incident; voorval behandeling; bejegening; casus; geslachtsgemeenschap; geval; kwestie; omgang; treatment; verkeer
tópico feit; gebeurtenis; incident; voorval casus; cliché; dooddoener; gemeenplaats; geval; issue; kwestie; kwesties; probleem; problematiek; problemen; punt; stereotiep beeld; stereotype; vraagstuk
- gegeven
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
- data
ModifierRelated TranslationsOther Translations
hecho af; beëindigd; gaar; gecreëerd; gedaan; gemaakt; gereed; geschapen; klaar; moe; vermoeid; volbracht
tópico cliché

Related Words for "feit":

  • feiten, feitje, feitjes

Synonyms for "feit":


Related Definitions for "feit":

  1. wat bekend is of wat je weet1
    • de feiten bewijzen dat hij het heeft gedaan1

Wiktionary Translations for feit:

feit
noun
  1. een gebeurtenis of omstandigheid die werkelijk gebeurd is

Cross Translation:
FromToVia
feit hecho fact — an honest observation
feit hecho fact — something concrete used as a basis for further interpretation
feit hecho fact — an objective consensus on a fundamental reality
feit hecho Tatsache — etwas wirklich Vorhandenes, Existierendes
feit hecho fait — Ce que quelqu’un fait, a fait ou fera.