Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. florerend:
  2. floreren:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for florerend from Dutch to Spanish

florerend:


florerend form of floreren:

floreren verb (floreer, floreert, floreerde, floreerden, gefloreerd)

  1. floreren (bloeien; goed lopen)

Conjugations for floreren:

o.t.t.
  1. floreer
  2. floreert
  3. floreert
  4. floreren
  5. floreren
  6. floreren
o.v.t.
  1. floreerde
  2. floreerde
  3. floreerde
  4. floreerden
  5. floreerden
  6. floreerden
v.t.t.
  1. heb gefloreerd
  2. hebt gefloreerd
  3. heeft gefloreerd
  4. hebben gefloreerd
  5. hebben gefloreerd
  6. hebben gefloreerd
v.v.t.
  1. had gefloreerd
  2. had gefloreerd
  3. had gefloreerd
  4. hadden gefloreerd
  5. hadden gefloreerd
  6. hadden gefloreerd
o.t.t.t.
  1. zal floreren
  2. zult floreren
  3. zal floreren
  4. zullen floreren
  5. zullen floreren
  6. zullen floreren
o.v.t.t.
  1. zou floreren
  2. zou floreren
  3. zou floreren
  4. zouden floreren
  5. zouden floreren
  6. zouden floreren
diversen
  1. floreer!
  2. floreert!
  3. gefloreerd
  4. florerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for floreren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
florecer bloeien; floreren; goed lopen bloeien; gedijen; hernieuwen; herstellen; ontplooien; opbloeien; opfleuren; renoveren; tieren; tot bloei komen; tot hoogconjunctuur komen; tot volle wasdom komen; verbeteren; vernieuwen; wassen
prosperar bloeien; floreren; goed lopen bloeien; controleren; examineren; hernieuwen; herstellen; inspecteren; keuren; ontplooien; opbloeien; opfleuren; renoveren; restaureren; schouwen; tot bloei komen; tot hoogconjunctuur komen; tot volle wasdom komen; verbeteren; vernieuwen
OtherRelated TranslationsOther Translations
florecer bloeien

Wiktionary Translations for floreren:

floreren
verb
  1. intr|nld tot volle ontplooiing gekomen zijn

Cross Translation:
FromToVia
floreren prosperar flourish — to prosper or fare well
floreren florecer fleurirproduire des fleurs, se couvrir de fleurs, ou être en fleurs.
floreren prosperar prospérer — Être heureux, avoir la fortune favorable.