Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. gebruikers:
  2. gebruiker:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for gebruikers from Dutch to Spanish

gebruikers:

gebruikers [de ~] nomen, plural

  1. de gebruikers
    el usuarios; el consumidores

Translation Matrix for gebruikers:

NounRelated TranslationsOther Translations
consumidores gebruikers
usuarios gebruikers seats

Related Words for "gebruikers":


gebruikers form of gebruiker:

gebruiker [de ~ (m)] nomen

  1. de gebruiker (consument; verbruiker)
    el consumidor
  2. de gebruiker (consument van drugs)
    el usuario; el drogadicta; el consumidor; el drogata; el heroinómano
  3. de gebruiker (drugsverslaafde; junk)
    el drogadicto; el yonqui
  4. de gebruiker
    el usuario

Translation Matrix for gebruiker:

NounRelated TranslationsOther Translations
consumidor consument; consument van drugs; gebruiker; verbruiker consument; drugverslaafde
drogadicta consument van drugs; gebruiker
drogadicto drugsverslaafde; gebruiker; junk druggebruiker; drugsverslaafde die spuit; drugverslaafde; spuiter; verslaafde
drogata consument van drugs; gebruiker drugverslaafde
heroinómano consument van drugs; gebruiker drugverslaafde
usuario consument van drugs; gebruiker drugverslaafde
yonqui drugsverslaafde; gebruiker; junk

Related Words for "gebruiker":


Wiktionary Translations for gebruiker:

gebruiker
noun
  1. iemand die iets gebruikt

Cross Translation:
FromToVia
gebruiker usuario Benutzer — Person, die etwas verwendet, gebraucht
gebruiker usuario user — one who uses something, a consumer
gebruiker usuario user — person who uses a computer
gebruiker consumidor consommateur — (term, Économie politique) usager, utilisateur, celui qui acheter des produits pour son usage, et non pour les revendre, par opposition à marchand.
gebruiker usuario utilisateur — Celui qui utiliser un outil ou quelque chose.

External Machine Translations: