Dutch
Detailed Translations for geleid from Dutch to Spanish
geleid:
Translation Matrix for geleid:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
dirigido | geleid | gericht |
guiado | geleid |
leiden:
-
leiden (begeleiden; voeren; meevoeren)
-
leiden (leiding geven; besturen; aanvoeren; voorzitten; managen)
dirigir; gobernar; mandar; guiar; ir a la cabeza; encabezar; ir delante; estar en cabeza-
dirigir verb
-
gobernar verb
-
mandar verb
-
guiar verb
-
ir a la cabeza verb
-
encabezar verb
-
ir delante verb
-
estar en cabeza verb
-
-
leiden (bevel voeren over; aanvoeren; commanderen; leidinggeven)
guiar; llevar; dirigir; conducir; mandar; ordenar; liderar; preceder; presidir; estar en cabeza; dar orden de; encabezar; gobernar; decretar; pilotar; ser primero; ir a la cabeza; ir delante-
guiar verb
-
llevar verb
-
dirigir verb
-
conducir verb
-
mandar verb
-
ordenar verb
-
liderar verb
-
preceder verb
-
presidir verb
-
estar en cabeza verb
-
dar orden de verb
-
encabezar verb
-
gobernar verb
-
decretar verb
-
pilotar verb
-
ser primero verb
-
ir a la cabeza verb
-
ir delante verb
-
Conjugations for leiden:
o.t.t.
- leid
- leidt
- leidt
- leiden
- leiden
- leiden
o.v.t.
- leidde
- leidde
- leidde
- leidden
- leidden
- leidden
v.t.t.
- heb geleid
- hebt geleid
- heeft geleid
- hebben geleid
- hebben geleid
- hebben geleid
v.v.t.
- had geleid
- had geleid
- had geleid
- hadden geleid
- hadden geleid
- hadden geleid
o.t.t.t.
- zal leiden
- zult leiden
- zal leiden
- zullen leiden
- zullen leiden
- zullen leiden
o.v.t.t.
- zou leiden
- zou leiden
- zou leiden
- zouden leiden
- zouden leiden
- zouden leiden
en verder
- ben geleid
- bent geleid
- is geleid
- zijn geleid
- zijn geleid
- zijn geleid
diversen
- leid!
- leidt!
- geleid
- leidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for leiden:
Synonyms for "leiden":
Antonyms for "leiden":
Related Definitions for "leiden":
Wiktionary Translations for leiden:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• leiden | → dirigir; canalizar | ↔ channel — direct the flow |
• leiden | → guiar | ↔ conduct — lead or guide |
• leiden | → conducir; manejar; dirigir | ↔ conduct — direct or manage |
• leiden | → gobernar | ↔ govern — (intr.) to exercise political authority |
• leiden | → llevar | ↔ hand — to lead, guide, or assist with the hand |
• leiden | → encabezar; liderar; dirigir | ↔ head — (transitive) be in command of |
• leiden | → guiar; llevar | ↔ lead — guide or conduct with the hand, or by means of some physical contact connection |
• leiden | → conducir; llevar | ↔ lead — guide or conduct in a certain course |
• leiden | → liderar | ↔ lead — go or be in advance of; precede |
• leiden | → llevar | ↔ lead — guide or conduct oneself |
• leiden | → manejar | ↔ manage — to direct or be in charge |
• leiden | → dirigir | ↔ leiten — die Führung ausüben |
• leiden | → resultar; salir; alcanzar; conseguir; lograr | ↔ aboutir — toucher par un bout. |
• leiden | → conducir | ↔ conduire — mener, guider, diriger vers un lieu déterminé. |
• leiden | → guiar | ↔ guider — accompagner quelqu’un pour lui montrer le chemin. |
• leiden | → liderar; conducir; guiar; llevar | ↔ mener — Conduire (sens général) |
• leiden | → arreglar | ↔ régler — tirer avec la règle des lignes droites sur du papier, du parchemin, du carton, etc. cf|papier réglé. |
geleiden:
-
geleiden (vergezellen; begeleiden; chaperonneren; volgen; meegaan; escorteren; meelopen)
Conjugations for geleiden:
o.t.t.
- geleid
- geleidt
- geleidt
- geleiden
- geleiden
- geleiden
o.v.t.
- geleidde
- geleidde
- geleidde
- geleidden
- geleidden
- geleidden
v.t.t.
- heb geleid
- hebt geleid
- heeft geleid
- hebben geleid
- hebben geleid
- hebben geleid
v.v.t.
- had geleid
- had geleid
- had geleid
- hadden geleid
- hadden geleid
- hadden geleid
o.t.t.t.
- zal geleiden
- zult geleiden
- zal geleiden
- zullen geleiden
- zullen geleiden
- zullen geleiden
o.v.t.t.
- zou geleiden
- zou geleiden
- zou geleiden
- zouden geleiden
- zouden geleiden
- zouden geleiden
en verder
- ben geleid
- bent geleid
- is geleid
- zijn geleid
- zijn geleid
- zijn geleid
diversen
- geleid!
- geleidt!
- geleid
- geleidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for geleiden:
Verb | Related Translations | Other Translations |
acompañar | begeleiden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; vergezellen; volgen | aan mengsel toevoegen; afgeven; afleveren; begeleiden; bestellen; bezorgen; bijdoen; bijmengen; bijsluiten; bijvoegen; brengen; eindje meerijden; erbij voegen; insluiten; langs brengen; leiden; meebrengen; meerijden; meevoeren; oprijden; overhandigen; rondleiden; thuisbezorgen; toevoegen; voeren; wegbrengen |
Wiktionary Translations for geleiden:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• geleiden | → conducir | ↔ conduct — act as a conductor (of heat, electricity, etc.) |
• geleiden | → llevar | ↔ hand — to lead, guide, or assist with the hand |
• geleiden | → resultar; salir; alcanzar; conseguir; lograr | ↔ aboutir — toucher par un bout. |
• geleiden | → conducir | ↔ conduire — mener, guider, diriger vers un lieu déterminé. |
• geleiden | → guiar | ↔ guider — accompagner quelqu’un pour lui montrer le chemin. |
• geleiden | → arreglar | ↔ régler — tirer avec la règle des lignes droites sur du papier, du parchemin, du carton, etc. cf|papier réglé. |