Dutch

Detailed Translations for gemalin from Dutch to Spanish

gemalin:

gemalin [de ~ (v)] nomen

  1. de gemalin
    la señora; la pareja; la esposa; la compañera en la vida; la mujer; la ama; la compañera; la cónyuge; la consorte; la conviviente

Translation Matrix for gemalin:

NounRelated TranslationsOther Translations
ama gemalin bazin; echtgenote; gade; gebiedster; huismoeder; huisvrouw; meesteres; vrouw
compañera gemalin echtgenote; gabber; gade; genoot; gezellin; jaargenote; kameraad; kameraadje; kompaan; levensgezel; levenspartner; maat; maatje; makker; pal; partner; vriend; vriendje; vrouw
compañera en la vida gemalin echtgenote; gade; huismoeder; huisvrouw; levensgezel; levensgezellin; levenspartner; partner; vrouw
consorte gemalin echtgenote; gade; levensgezel; levensgezellin; levenspartner; partner; vrouw
conviviente gemalin echtgenote; firmant; gade; genoot; levensgezel; levenspartner; partner; vrouw
cónyuge gemalin echtgenote; gade; huismoeder; huisvrouw; levensgezellin; vrouw
esposa gemalin echtgenote; gade; handboei; handboeien; handijzers; levensgezel; levensgezellin; levenspartner; partner; vrouw
mujer gemalin dame; echtgenote; gade; huismoeder; huisvrouw; juffrouw; levensgezellin; mejuffrouw; vrouw; vrouwmens; vrouwspersoon; wijfje
pareja gemalin echtgenote; koppel; levenspaar; paar; pendant; stel; stelletje; twee stuks; tweetal
señora gemalin dame; echtgenote; gade; huismoeder; huisvrouw; juffrouw; levensgezellin; mejuffrouw; mevrouw; vrouw

Related Words for "gemalin":

  • gemalinnen