Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. gemis:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for gemis from Dutch to Spanish

gemis:

gemis [het ~] nomen

  1. het gemis (gebrek)
    la deficiencia; la carencia; la ausencia; la necesidad; la escasez; la privación

Translation Matrix for gemis:

NounRelated TranslationsOther Translations
ausencia gebrek; gemis absentie; afwezigheid; feil; fout; gebrek; niet aanwezig zijn; ontstentenis; schoolverzuim; verstrooidheid; verzuim
carencia gebrek; gemis deficit; feil; fout; gebrek; handicap; krapte; krimp; krimping; lacune; leegte; leemte; lichaamsgebrek; manco; nooddruft; ontbering; schaarsheid; schaarste; slinking; tekort
deficiencia gebrek; gemis afwijking; deficit; euvel; feil; fout; gebrek; gebrekkigheid; handicap; lacune; leegte; leemte; lichaamsgebrek; manco; mankement; minpunt; onvolkomenheid; tekort; tekortkoming; verliespunt; zwakheid
escasez gebrek; gemis armzaligheid; gebrek; karigheid; krapte; poverheid; rariteit; schaarsheid; schaarste; schamelheid; schraalheid; spaarzaamheid; tekort; vruchteloosheid; zeldzaamheid; zuinigheid
necesidad gebrek; gemis aandrang; aandrift; behoefte; behoeftigheid; drang; drift; elementaire zaak; gebrek; hulpbehoevendheid; impuls; krapte; neiging; nood; noodwendigheid; noodzaak; schaarsheid; schaarste; tekort
privación gebrek; gemis gebrek; krapte; ontzegging; schaarsheid; schaarste; tekort; verslechtering

Wiktionary Translations for gemis:


Cross Translation:
FromToVia
gemis falta Mangel — kPl.|: unzureichende Menge oder unzureichendes Ausmaß von etwas
gemis falta insuffisanceétat de ce qui est insuffisant.
gemis falta; escasez manqueabsence, défaut, fait de manquer.
gemis falta privationperte, absence, manque d’un bien, d’un avantage qu’on avait, ou qu’on devait, qu’on pouvait avoir.