Summary


Dutch

Detailed Translations for gesorteerd from Dutch to Spanish

gesorteerd:


gesorteerd form of sorteren:

sorteren verb (sorteer, sorteert, sorteerde, sorteerden, gesorteerd)

  1. sorteren (rangeren; schiften; uitzoeken; ordenen)
  2. sorteren

Conjugations for sorteren:

o.t.t.
  1. sorteer
  2. sorteert
  3. sorteert
  4. sorteren
  5. sorteren
  6. sorteren
o.v.t.
  1. sorteerde
  2. sorteerde
  3. sorteerde
  4. sorteerden
  5. sorteerden
  6. sorteerden
v.t.t.
  1. heb gesorteerd
  2. hebt gesorteerd
  3. heeft gesorteerd
  4. hebben gesorteerd
  5. hebben gesorteerd
  6. hebben gesorteerd
v.v.t.
  1. had gesorteerd
  2. had gesorteerd
  3. had gesorteerd
  4. hadden gesorteerd
  5. hadden gesorteerd
  6. hadden gesorteerd
o.t.t.t.
  1. zal sorteren
  2. zult sorteren
  3. zal sorteren
  4. zullen sorteren
  5. zullen sorteren
  6. zullen sorteren
o.v.t.t.
  1. zou sorteren
  2. zou sorteren
  3. zou sorteren
  4. zouden sorteren
  5. zouden sorteren
  6. zouden sorteren
en verder
  1. ben gesorteerd
  2. bent gesorteerd
  3. is gesorteerd
  4. zijn gesorteerd
  5. zijn gesorteerd
  6. zijn gesorteerd
diversen
  1. sorteer!
  2. sorteert!
  3. gesorteerd
  4. sorterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

sorteren

  1. sorteren
    la ordenación

Translation Matrix for sorteren:

NounRelated TranslationsOther Translations
clasificar rangschikken; rangschikking
ordenación sorteren opbouw; ordening; organisatie; samenstelling; structuur; systeem
seleccionar selecteren; uitzoeken
VerbRelated TranslationsOther Translations
clasificar ordenen; rangeren; schiften; sorteren; uitzoeken arrangeren; classificeren; ficheren; groeperen; herbergen; huisvesten; iemand onderdak verlenen; indelen; klasseren; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verschaffen; ordenen; plaatsen; rangordenen; rangschikken; systematiseren
ordenar ordenen; rangeren; schiften; sorteren; uitzoeken aanvoeren; afdoen; afhandelen; afkondigen; arrangeren; belasten; bergen; beslechten; bevel voeren over; bevelen; classificeren; commanderen; decreteren; dicteren; dwingen; ficheren; forceren; gebieden; gelasten; groeperen; indelen; instructie geven; instrueren; klusje opknappen; klussen; leiden; leidinggeven; op orde brengen; opdracht geven; opdragen; opknappen; opruimen; ordenen; ordonneren; rangordenen; rangschikken; renoveren; restaureren; systematiseren; twist uit de weg ruimen; verordenen; verordineren; verordonneren; voorschrijven
seleccionar ordenen; rangeren; schiften; sorteren; uitzoeken arrangeren; groeperen; indelen; kiezen; ordenen; orderverzamelen; schiften; selecteren; selectie toepassen; systematiseren; uitkiezen; uitloten; uitpikken; uitzoeken; ziften
sortear ordenen; rangeren; schiften; sorteren; uitzoeken arrangeren; groeperen; indelen; inloten; loten; mijden; omzeilen; ontlopen; ontwijken; ordenen; systematiseren; uit de weg gaan; uitloten; uitwijken voor iets; verloten; vermijden

Wiktionary Translations for sorteren:

sorteren
verb
  1. orde in een verzameling aanbrengen door soort bij soort te leggen

Cross Translation:
FromToVia
sorteren ordenar sort — act of sorting
sorteren clasificar sort — separate according to certain criteria
sorteren escoger; seleccionar; apartar; segregar; separar; dispersar trierséparer ce que l'on souhaite garder et ce que l'on souhaite jeter.