Dutch
Detailed Translations for gestaald from Dutch to Spanish
gestaald:
-
gestaald
Translation Matrix for gestaald:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
aguerrido | gestaald | door en door; doorgewinterd; geroutineerd; geslepen; uitgeslapen |
avezado | gestaald | door en door; doorgewinterd; geroutineerd; geslepen; uitgeslapen |
endurecido | gestaald | door en door; doorgewinterd; doorgewinterde; gehard; geplaveid; geroutineerd; geslepen; uitgeslapen; verhard; versteend |
templado | gestaald | doorgewinterde; gematigd; getemperd; mals |
gestaald form of stalen:
-
stalen (harden; uitharden)
fortalecer; secarse; endurecer; radicalizar-
fortalecer verb
-
secarse verb
-
endurecer verb
-
radicalizar verb
-
Conjugations for stalen:
o.t.t.
- staal
- staalt
- staalt
- staalen
- staalen
- staalen
o.v.t.
- staalde
- staalde
- staalde
- staalden
- staalden
- staalden
v.t.t.
- heb gestaald
- hebt gestaald
- heeft gestaald
- hebben gestaald
- hebben gestaald
- hebben gestaald
v.v.t.
- had gestaald
- had gestaald
- had gestaald
- hadden gestaald
- hadden gestaald
- hadden gestaald
o.t.t.t.
- zal stalen
- zult stalen
- zal stalen
- zullen stalen
- zullen stalen
- zullen stalen
o.v.t.t.
- zou stalen
- zou stalen
- zou stalen
- zouden stalen
- zouden stalen
- zouden stalen
en verder
- ben gestaald
- bent gestaald
- is gestaald
- zijn gestaald
- zijn gestaald
- zijn gestaald
diversen
- staal!
- staalt!
- gestaald
- stalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for stalen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
endurecer | stalen; verharden | bestand maken tegen; harden |
Verb | Related Translations | Other Translations |
endurecer | harden; stalen; uitharden | hard worden; verharden |
fortalecer | harden; stalen; uitharden | consolideren; solidair maken; solidariseren; sterken; sterker maken; sterker worden; versterken; verstevigen |
radicalizar | harden; stalen; uitharden | |
secarse | harden; stalen; uitharden | drogen; indrogen; opdrogen; samentrekken; schrompelen; slinken; verschrompelen |