Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. gezamenlijkheid:
  2. gezamenlijk:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for gezamenlijkheid from Dutch to Spanish

gezamenlijkheid:

gezamenlijkheid [de ~ (v)] nomen

  1. de gezamenlijkheid (voltalligheid; geheel; volledigheid; )
    el estado completo; el todo; la unidad; la totalidad; el total

Translation Matrix for gezamenlijkheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
estado completo alles; eenheid; geheel; gezamenlijkheid; totaal; totaliteit; volkomenheid; volledigheid; voltalligheid
todo alles; eenheid; geheel; gezamenlijkheid; totaal; totaliteit; volkomenheid; volledigheid; voltalligheid
total alles; eenheid; geheel; gezamenlijkheid; totaal; totaliteit; volkomenheid; volledigheid; voltalligheid complete som; totaalbedrag; volledige bedrag
totalidad alles; eenheid; geheel; gezamenlijkheid; totaal; totaliteit; volkomenheid; volledigheid; voltalligheid volheid
unidad alles; eenheid; geheel; gezamenlijkheid; totaal; totaliteit; volkomenheid; volledigheid; voltalligheid afdeling; departement; detachement; diskettestation; eenheid; eenvormigheid; eenzelvigheid; gelijkvormigheid; ledemaat; legerafdeling; legereenheid; legeronderdeel; lichaamsdeel; lidmaat; schijfstation; sectie; tak; uniformiteit
ModifierRelated TranslationsOther Translations
todo algeheel; alle; allemaal; alles; compleet; elk; elke; gehele; iedere; kompleet; volkomen; volledig; volslagen
total absoluut; algeheel; compleet; faliekant; finaal; gaaf; grondig; hartstikke; heel; helemaal; in het geheel; intact; integraal; kompleet; onverdeeld; totaal; vierkant; volkomen; volledig; volslagen; volstrekt

Related Words for "gezamenlijkheid":


gezamenlijkheid form of gezamenlijk:


Translation Matrix for gezamenlijk:

NounRelated TranslationsOther Translations
conjunto allegaartje; benoemde set; combinatie; compilatie; complet; mengelmoes; onderdelen; samenraapsel; samenstelling; set; verzameling
ModifierRelated TranslationsOther Translations
conjuntamente gemeenschappelijk; gezamenlijk; met z'n beiden; met zijn allen; samen; tezamen
conjunto gezamenlijk; met z'n beiden; samen; tezamen
en conjunto gezamenlijk; met z'n beiden; samen; tezamen
juntos gemeenschappelijk; gezamenlijk; met z'n beiden; met zijn allen; samen; tezamen bij elkaar; bijeen; ineen; opeen; samen; tezamen
unidos gezamenlijk; met z'n beiden; samen; tezamen bij elkaar; bijeen; opeen; samen; tezamen

Related Words for "gezamenlijk":


Wiktionary Translations for gezamenlijk:

gezamenlijk
adjective
  1. alle

Cross Translation:
FromToVia
gezamenlijk compartido shared — used multiply
gezamenlijk común commun — Qui sert, qui peut servir à tout le monde ou seulement à plusieurs personnes.