Dutch
Detailed Translations for glooiend from Dutch to Spanish
glooiend:
-
glooiend (aflopend; flauw hellend)
Translation Matrix for glooiend:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
inclinado | aflopend; flauw hellend; glooiend | bereid; bereidvaardig; de neiging hebbend; genegen; geneigd; gewillig; gezind; hellend; obsceen; schuin; schuin aflopend; steil; vies; vunzig; zedeloos |
ondulado | aflopend; flauw hellend; glooiend | gegolfd; geribbeld; geribd; golvend; ribbelig |
ondulante | aflopend; flauw hellend; glooiend | gegolfd; golfsgewijs; golvend; kabbelend |
glooiend form of glooien:
-
glooien (flauw hellend aflopend; vervallen; aflopen)
Conjugations for glooien:
o.t.t.
- glooi
- glooit
- glooit
- glooien
- glooien
- glooien
o.v.t.
- glooide
- glooide
- glooide
- glooiden
- glooiden
- glooiden
v.t.t.
- heb geglooid
- hebt geglooid
- heeft geglooid
- hebben geglooid
- hebben geglooid
- hebben geglooid
v.v.t.
- had geglooid
- had geglooid
- had geglooid
- hadden geglooid
- hadden geglooid
- hadden geglooid
o.t.t.t.
- zal glooien
- zult glooien
- zal glooien
- zullen glooien
- zullen glooien
- zullen glooien
o.v.t.t.
- zou glooien
- zou glooien
- zou glooien
- zouden glooien
- zouden glooien
- zouden glooien
en verder
- is geglooid
- zijn geglooid
diversen
- glooi!
- glooit!
- geglooid
- glooiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
glooien (flauw hellend aflopend)
Translation Matrix for glooien:
Noun | Related Translations | Other Translations |
estar en declive | flauw hellend aflopend; glooien | |
inclinarse | flauw hellend aflopend; glooien | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
declinar | aflopen; flauw hellend aflopend; glooien; vervallen | afkeuren; aflopen; afschepen; afstemmen; afwijzen; afwimpelen; begeven; declineren; flippen; verbuigen; vergaan; verkommeren; verlopen; verstrijken; vervallen; vervoegen; verwerpen; voorbijgaan; wegsturen |
inclinarse | aflopen; flauw hellend aflopend; glooien; vervallen | buigen; eerbied tonen; hellen; krommen; naar voren staan; neerduiken; neigen; nijgen; overhangen; overhellen; overhellen tot een denkwijze; tenderen; tenderen naar; voorover buigen; voorover hellen; voorover neigen; welven |