Noun | Related Translations | Other Translations |
bienes
|
dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken
|
bezitting; inventaris; landgoed
|
chanchullos
|
dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken
|
broddelwerk; geflikflooi; geklodder; geknoei; gemodder; gerotzooi; kladwerk; knoeiwerk; knutselwerk; prutswerk
|
chismes
|
dingen; goedje; materiaal; spul; spullen; waar; zaakjes; zaken
|
achterklap; apekool; babbeltje; flauwekul; gebabbel; gebeuzel; gekeuvel; geklap; geklep; geklets; gekwebbel; geleuter; gepraat; geroddel; gezwam; gezwets; humbug; klap; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kout; kul; kwaadsprekerij; larie; laster; lastering; lasterpraatje; nonsens; praatje; praatjes; rimram; roddel; roddelpraat; roddels; stof tot gepraat; waanzin; zwartmaken
|
cosa
|
goedje; materiaal; spul
|
aangelegenheid; affaire; artikel; ding; geval; goed; item; kwestie; object; voorwerp; winkel; winkelzaak; zaak
|
cosas
|
dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken
|
bezit; bezitting; bezittingen; boedel; eigendom; goederen; have; huisraad; inboedel
|
cositas
|
dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken
|
dingetjes; futiliteiten; kleine dingen; kleinigheden; kleinigheidjes
|
material
|
goedje; materiaal; spul
|
materieel; uitrustingsstuk
|
mercancías
|
dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken
|
artikelen; bedrijf; bezitting; boedel; commercie; goederen; goederenhandel; greep; handel; handelsgoederen; handelswaar; handgreep; handvat; hendel; huisraad; inboedel; kleine onderneming; koopmansgoederen; koopwaar; ladingen; markt; nering; voorwerpen; vrachten; waar; waren; winkelbedrijf; zaak
|
productos
|
dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken
|
bezit; bezitting; bezittingen; eigendom; goederen; have; uitkomsten
|
substancia
|
goedje; materiaal; spul
|
|
trabajos
|
dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken
|
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
material
|
|
koel; materieel; nuchter; stoffelijk; zakelijk
|