Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. houder:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for houders from Dutch to Spanish

houder:

houder [de ~ (m)] nomen

  1. de houder (eigenaar; bezitter; drager)
    el propietario; el poseedor
  2. de houder (penhouder)
    el guardalápiz
  3. de houder (pennenhouder; etui)
    el estuche
  4. de houder

Translation Matrix for houder:

NounRelated TranslationsOther Translations
base achterban; akker; base; basis; basisbeginsel; basislijn; beginsel; bouwland; eerste laag verf; fundament; fundering; grond; grondbeginsel; grondbegrip; grondgedachte; grondlaag; grondlijn; grondmuur; grondregel; grondslag; grondstelling; grondverf; grondvlak; hoeksteen; honk; ondergrond; onderlaag; onderstuk; principe; startpunt; steunpunt; steunstation; thuisbasis; uitgangspunt; uitgangsvorm; veld; veronderstelling; vertrekpunt; woonplaats
estuche etui; houder; pennenhouder bolster; buitenkant; dop; etui; foedraal; huls; koker; kokervormig doosje; omhulling; omhulsel; omkleedsel; omwindsel; pennendoosje; pennenkoker; schaal; schil; schulp
guardalápiz houder; penhouder
poseedor bezitter; drager; eigenaar; houder
propietario bezitter; drager; eigenaar; houder conciërge; eigenaar; grondbezitter; grondeigenaar; hospes; huisbaas; huisheer; huurbaas; kamerverhuurder; landbezitter; landeigenaar; landheer; portier
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
base houder

Related Words for "houder":

  • houders, houdertje, houdertjes

Wiktionary Translations for houder:

houder
noun
  1. iemand die een bepaald stuk/recht in handen heeft.