Dutch

Detailed Translations for huil from Dutch to Spanish

huilen:

huilen verb (huil, huilt, huilde, huilden, gehuild)

  1. huilen (schreien)
  2. huilen (brullen; krijsen; janken)
  3. huilen (wenen; janken)
  4. huilen (grienen; snotteren; snikken; janken)
  5. huilen (tranen afscheiden; tranen)

Conjugations for huilen:

o.t.t.
  1. huil
  2. huilt
  3. huilt
  4. huilen
  5. huilen
  6. huilen
o.v.t.
  1. huilde
  2. huilde
  3. huilde
  4. huilden
  5. huilden
  6. huilden
v.t.t.
  1. heb gehuild
  2. hebt gehuild
  3. heeft gehuild
  4. hebben gehuild
  5. hebben gehuild
  6. hebben gehuild
v.v.t.
  1. had gehuild
  2. had gehuild
  3. had gehuild
  4. hadden gehuild
  5. hadden gehuild
  6. hadden gehuild
o.t.t.t.
  1. zal huilen
  2. zult huilen
  3. zal huilen
  4. zullen huilen
  5. zullen huilen
  6. zullen huilen
o.v.t.t.
  1. zou huilen
  2. zou huilen
  3. zou huilen
  4. zouden huilen
  5. zouden huilen
  6. zouden huilen
diversen
  1. huil!
  2. huilt!
  3. gehuild
  4. huilend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for huilen:

NounRelated TranslationsOther Translations
chillar joelen
guiñar knipogen
VerbRelated TranslationsOther Translations
aullar brullen; grienen; huilen; janken; krijsen; snikken; snotteren; wenen brullen; emmeren; gillen; janken; joelen; krijsen; roepen; schreeuwen; sniffen; snotteren; uitjouwen
berrear brullen; huilen; janken; krijsen blèren; gillen; krijsen; roepen; schreeuwen
bramar brullen; huilen; janken; krijsen blaffen; blèren; brullen; bulderen; daveren; foeteren; fulmineren; gillen; janken; joelen; razen; schreeuwen; tekeergaan; tieren; uitjouwen; vloeken
chillar brullen; huilen; janken; krijsen blaffen; blèren; brullen; bulderen; daveren; emmeren; fluisteren; foeteren; gillen; het uitgillen; janken; joelen; knarsen; krassen; krijsen; lispelen; luidkeels iets verkondigen; piepen; roepen; schetteren; schreeuwen; sissen; tetteren; uitbrullen; uitgillen; uitjouwen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen; zich beklagen; zich krabben
chirriar brullen; huilen; janken; krijsen knarsen
dar alaridos brullen; huilen; janken; krijsen blèren; brullen; fluisteren; gillen; janken; lispelen; roepen; sissen
dar guiñadas brullen; huilen; janken; krijsen
gañir brullen; huilen; janken; krijsen emmeren; sniffen; snotteren; zich beklagen
gemir brullen; huilen; janken; krijsen emmeren; jammeren; jeremiëren; kermen; kreunen; steunen; temen; weeklagen; zich beklagen
gimotear grienen; huilen; janken; snikken; snotteren emmeren; kreunen; steunen; temen; zich beklagen
gritar brullen; huilen; janken; krijsen aanroepen; blaffen; blèren; brullen; bulderen; gillen; het uitgillen; janken; joelen; krijsen; roepen; schreeuwen; toeroepen; uitbrullen; uitgillen; uitjouwen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen
guiñar brullen; huilen; janken; krijsen
lagrimear huilen; tranen; tranen afscheiden
llorar brullen; grienen; huilen; janken; krijsen; schreien; snikken; snotteren bewenen; brullen; gillen; janken; zich beklagen
lloriquear grienen; huilen; janken; schreien; snikken; snotteren emmeren; zemelen; zich beklagen
plañir huilen; janken; wenen rouwklagen; sniffen; snotteren
rugir brullen; huilen; janken; krijsen blèren; brullen; gillen; janken; ketteren; sakkeren; vloeken
sollozar grienen; huilen; janken; snikken; snotteren janken; snikken
ulular brullen; huilen; janken; krijsen emmeren; sniffen; snotteren
vociferar brullen; huilen; janken; krijsen blaffen; blèren; brullen; bulderen; daveren; foeteren; fulmineren; gillen; janken; jubelen; juichen; ketteren; krijsen; luidkeels iets verkondigen; razen; schetteren; schreeuwen; tekeergaan; tetteren; tieren; uitvaren tegen; vloeken

Synonyms for "huilen":


Antonyms for "huilen":


Related Definitions for "huilen":

  1. tranen laten vloeien1
    • hij huilde van vreugde1

Wiktionary Translations for huilen:


Cross Translation:
FromToVia
huilen llorar cry — intransitive: to weep
huilen llorar weep — to cry, shed tears
huilen gimoteo; lloriqueo whine — a long-drawn, high-pitched complaining cry or sound
huilen bramar; aullar; ulular; mugir; gañir heulen — ein bestimmtes Geräusch (ein Heulen) erzeugen
huilen llorar weinen — (intransitiv) Tränen vergießen
huilen aullar; ulular; rebuznar; balar; gritar; ladrar hurler — Traductions à trier suivant le sens