Dutch
Detailed Translations for huismoeder from Dutch to Spanish
huismoeder:
-
de huismoeder
la mujer; la ama; la señora; la ama de casa; la cónyuge; la mujeruca; la madre de familia; la compañera en la vida; la dueña de casa
Translation Matrix for huismoeder:
Noun | Related Translations | Other Translations |
ama | huismoeder | bazin; echtgenote; gade; gebiedster; gemalin; huisvrouw; meesteres; vrouw |
ama de casa | huismoeder | echtgenote; gade; huishoudster; huissloof; huisvrouw; moeke; sloof; vrouw |
compañera en la vida | huismoeder | echtgenote; gade; gemalin; huisvrouw; levensgezel; levensgezellin; levenspartner; partner; vrouw |
cónyuge | huismoeder | echtgenote; gade; gemalin; huisvrouw; levensgezellin; vrouw |
dueña de casa | huismoeder | echtgenote; gade; huisvrouw; vrouw |
madre de familia | huismoeder | echtgenote; gade; huisvrouw; vrouw |
mujer | huismoeder | dame; echtgenote; gade; gemalin; huisvrouw; juffrouw; levensgezellin; mejuffrouw; vrouw; vrouwmens; vrouwspersoon; wijfje |
mujeruca | huismoeder | echtgenote; gade; huisvrouw; vrouw; wijf |
señora | huismoeder | dame; echtgenote; gade; gemalin; huisvrouw; juffrouw; levensgezellin; mejuffrouw; mevrouw; vrouw |