Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. ineensmelten:


Dutch

Detailed Translations for ineensmelten from Dutch to Spanish

ineensmelten:

ineensmelten verb (smelt ineen, smolt ineen, smolten ineen, ineengesmolten)

  1. ineensmelten (samensmelten; versmelten; fuseren)

Conjugations for ineensmelten:

o.t.t.
  1. smelt ineen
  2. smelt ineen
  3. smelt ineen
  4. smelten ineen
  5. smelten ineen
  6. smelten ineen
o.v.t.
  1. smolt ineen
  2. smolt ineen
  3. smolt ineen
  4. smolten ineen
  5. smolten ineen
  6. smolten ineen
v.t.t.
  1. ben ineengesmolten
  2. bent ineengesmolten
  3. is ineengesmolten
  4. zijn ineengesmolten
  5. zijn ineengesmolten
  6. zijn ineengesmolten
v.v.t.
  1. was ineengesmolten
  2. was ineengesmolten
  3. was ineengesmolten
  4. waren ineengesmolten
  5. waren ineengesmolten
  6. waren ineengesmolten
o.t.t.t.
  1. zal ineensmelten
  2. zult ineensmelten
  3. zal ineensmelten
  4. zullen ineensmelten
  5. zullen ineensmelten
  6. zullen ineensmelten
o.v.t.t.
  1. zou ineensmelten
  2. zou ineensmelten
  3. zou ineensmelten
  4. zouden ineensmelten
  5. zouden ineensmelten
  6. zouden ineensmelten
en verder
  1. heb ineengesmolten
  2. hebt ineengesmolten
  3. heeft ineengesmolten
  4. hebben ineengesmolten
  5. hebben ineengesmolten
  6. hebben ineengesmolten
diversen
  1. smelt ineen!
  2. smelt ineen!
  3. ineengesmolten
  4. ineensmeltend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ineensmelten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
fusionar fuseren; ineensmelten; samensmelten; versmelten een fusie aangaan; fuseren; samengaan; samenvloeien; samenvoegen
fusionarse fuseren; ineensmelten; samensmelten; versmelten