Dutch
Detailed Translations for inkoken from Dutch to Spanish
inkoken:
-
inkoken (door koken dikker maken; verdikken; inbinden; door koken verdikken; indikken)
Conjugations for inkoken:
o.t.t.
- kook in
- kookt in
- kookt in
- koken in
- koken in
- koken in
o.v.t.
- kookte in
- kookte in
- kookte in
- kookten in
- kookten in
- kookten in
v.t.t.
- heb ingekookt
- hebt ingekookt
- heeft ingekookt
- hebben ingekookt
- hebben ingekookt
- hebben ingekookt
v.v.t.
- had ingekookt
- had ingekookt
- had ingekookt
- hadden ingekookt
- hadden ingekookt
- hadden ingekookt
o.t.t.t.
- zal inkoken
- zult inkoken
- zal inkoken
- zullen inkoken
- zullen inkoken
- zullen inkoken
o.v.t.t.
- zou inkoken
- zou inkoken
- zou inkoken
- zouden inkoken
- zouden inkoken
- zouden inkoken
en verder
- is ingekookt
diversen
- kook in!
- kookt in!
- ingekookt
- inkokend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for inkoken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
reducirse | door koken dikker maken; door koken verdikken; inbinden; indikken; inkoken; verdikken | afnemen; beperken; dalen; declineren; inkrimpen; inperken; kleiner worden; krimpen; minder worden; minderen; reduceren; slinken; tanen; teruggaan; verkorten; verlagen; verminderen; vervallen |