Dutch
Detailed Translations for inmetselen from Dutch to Spanish
inmetselen:
-
inmetselen
Conjugations for inmetselen:
o.t.t.
- metsel in
- metselt in
- metselt in
- metselen in
- metselen in
- metselen in
o.v.t.
- metselde in
- metselde in
- metselde in
- metselden in
- metselden in
- metselden in
v.t.t.
- heb ingemetseld
- hebt ingemetseld
- heeft ingemetseld
- hebben ingemetseld
- hebben ingemetseld
- hebben ingemetseld
v.v.t.
- had ingemetseld
- had ingemetseld
- had ingemetseld
- hadden ingemetseld
- hadden ingemetseld
- hadden ingemetseld
o.t.t.t.
- zal inmetselen
- zult inmetselen
- zal inmetselen
- zullen inmetselen
- zullen inmetselen
- zullen inmetselen
o.v.t.t.
- zou inmetselen
- zou inmetselen
- zou inmetselen
- zouden inmetselen
- zouden inmetselen
- zouden inmetselen
en verder
- ben ingemetseld
- bent ingemetseld
- is ingemetseld
- zijn ingemetseld
- zijn ingemetseld
- zijn ingemetseld
diversen
- metsel in!
- metselt in!
- ingemetseld
- inmetselend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for inmetselen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
amurallar | inmetselen | ommuren |
empotrar | inmetselen | inbouwen; omheinen; ommuren |