Dutch
Detailed Translations for inpers from Dutch to Spanish
inpersen:
-
inpersen
Conjugations for inpersen:
o.t.t.
- pers in
- perst in
- perst in
- persen in
- persen in
- persen in
o.v.t.
- perste in
- perste in
- perste in
- persten in
- persten in
- persten in
v.t.t.
- heb ingeperst
- hebt ingeperst
- heeft ingeperst
- hebben ingeperst
- hebben ingeperst
- hebben ingeperst
v.v.t.
- had ingeperst
- had ingeperst
- had ingeperst
- hadden ingeperst
- hadden ingeperst
- hadden ingeperst
o.t.t.t.
- zal inpersen
- zult inpersen
- zal inpersen
- zullen inpersen
- zullen inpersen
- zullen inpersen
o.v.t.t.
- zou inpersen
- zou inpersen
- zou inpersen
- zouden inpersen
- zouden inpersen
- zouden inpersen
en verder
- is er ingeperst
diversen
- pers in!
- perst in!
- ingeperst
- inpersend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for inpersen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
comprimir | inpersen | bedenken; beperken; bijsluiten; bijvoegen; comprimeren; contracteren; fantaseren; indammen; inkapselen; inperken; insluiten; limiteren; omvatten; samendrukken; samenpersen; samentrekken; toevoegen; uitdenken; verdichten; verzinnen; voorwenden |
exprimir | inpersen | fijnmaken; leegknijpen; persen; platdrukken; uitdrukken; uitknijpen; uitpersen; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren |