Dutch
Detailed Translations for kakken from Dutch to Spanish
kakken:
Conjugations for kakken:
o.t.t.
- kak
- kakt
- kakt
- kakken
- kakken
- kakken
o.v.t.
- kakte
- kakte
- kakte
- kakten
- kakten
- kakten
v.t.t.
- heb gekakt
- hebt gekakt
- heeft gekakt
- hebben gekakt
- hebben gekakt
- hebben gekakt
v.v.t.
- had gekakt
- had gekakt
- had gekakt
- hadden gekakt
- hadden gekakt
- hadden gekakt
o.t.t.t.
- zal kakken
- zult kakken
- zal kakken
- zullen kakken
- zullen kakken
- zullen kakken
o.v.t.t.
- zou kakken
- zou kakken
- zou kakken
- zouden kakken
- zouden kakken
- zouden kakken
diversen
- kak!
- kakt!
- gekakt
- kakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for kakken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
cagar | kakken |
Related Words for "kakken":
kak:
Translation Matrix for kak:
Noun | Related Translations | Other Translations |
caca | drek; kak; poep; schijt; stront | beer; drol; excrementen; fecaliën; feces; hoop; keutel; poephoop; stronthoop; stuk poep; uitscheiding; uitwerpsel; uitwerpselen |
cagarruta | drek; kak; poep; schijt; stront | poephoop |
caguada | drek; kak; poep; schijt; stront | |
estiércol | drek; kak; poep; schijt; stront | gier; mest; vloeibare mest |
excrementos | drek; kak; poep; schijt; stront | beer; excrementen; fecaliën; feces; uitscheiding; uitwerpselen |
heces fecales | drek; kak; poep; schijt; stront | beer; excrementen; fecaliën; feces; uitscheiding; uitwerpselen |
mierda | drek; kak; poep; schijt; stront | beer; excrementen; fecaliën; feces; uitscheiding; uitwerpselen |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
cagarruta | babbelziek; loslippig | |
mierda | tering; verdikkeme; verdoemd; verdomd; verdomme; verdorie; vervloekt |