Dutch

Detailed Translations for kamerverhuurder from Dutch to Spanish

kamerverhuurder:

kamerverhuurder [de ~ (m)] nomen

  1. de kamerverhuurder (huisbaas; huurbaas; hospes; huisheer)

Translation Matrix for kamerverhuurder:

NounRelated TranslationsOther Translations
arrendador hospes; huisbaas; huisheer; huurbaas; kamerverhuurder erfpachter; verpachter
conserje hospes; huisbaas; huisheer; huurbaas; kamerverhuurder amanuensis; bewaarder; bewaker; butler; cipier; conciërge; conservator; deurwachter; gevangenbewaarder; herenknecht; huisbewaarder; huisknecht; huismeester; kamerbediende; kamerdienaar; portier; schoolbewaarder; suppoost; wacht
dueño de la casa hospes; huisbaas; huisheer; huurbaas; kamerverhuurder huisman
dueño de la posada hospes; huisbaas; huisheer; huurbaas; kamerverhuurder café-eigenaar; herbergier; kastelein; kroegbaas; waard
dueño de una casa hospes; huisbaas; huisheer; huurbaas; kamerverhuurder conciërge; portier
hacendado hospes; huisbaas; huisheer; huurbaas; kamerverhuurder grondbezitter; grondeigenaar; grote boer; herenboer; landbezitter; landeigenaar; landheer
posadero hospes; huisbaas; huisheer; huurbaas; kamerverhuurder herbergier; hotelbezitter; hotelhouder; hotelier; kastelein; waard
propietario hospes; huisbaas; huisheer; huurbaas; kamerverhuurder bezitter; conciërge; drager; eigenaar; grondbezitter; grondeigenaar; houder; landbezitter; landeigenaar; landheer; portier
propietario de la casa hospes; huisbaas; huisheer; huurbaas; kamerverhuurder
propietario de tierras hospes; huisbaas; huisheer; huurbaas; kamerverhuurder grondbezitter; grondeigenaar; landbezitter; landeigenaar; landheer
propietario de una casa hospes; huisbaas; huisheer; huurbaas; kamerverhuurder

Related Words for "kamerverhuurder":

  • kamerverhuurders