Dutch

Detailed Translations for kelderen from Dutch to Spanish

kelderen:

kelderen verb (kelder, keldert, kelderde, kelderden, gekelderd)

  1. kelderen (zakken)
  2. kelderen (sterk in waarde dalen)
  3. kelderen (tuimelen; vallen; flikkeren; kiepen; kieperen)

Conjugations for kelderen:

o.t.t.
  1. kelder
  2. keldert
  3. keldert
  4. kelderen
  5. kelderen
  6. kelderen
o.v.t.
  1. kelderde
  2. kelderde
  3. kelderde
  4. kelderden
  5. kelderden
  6. kelderden
v.t.t.
  1. ben gekelderd
  2. bent gekelderd
  3. is gekelderd
  4. zijn gekelderd
  5. zijn gekelderd
  6. zijn gekelderd
v.v.t.
  1. was gekelderd
  2. was gekelderd
  3. was gekelderd
  4. waren gekelderd
  5. waren gekelderd
  6. waren gekelderd
o.t.t.t.
  1. zal kelderen
  2. zult kelderen
  3. zal kelderen
  4. zullen kelderen
  5. zullen kelderen
  6. zullen kelderen
o.v.t.t.
  1. zou kelderen
  2. zou kelderen
  3. zou kelderen
  4. zouden kelderen
  5. zouden kelderen
  6. zouden kelderen
en verder
  1. heb gekelderd
  2. hebt gekelderd
  3. heeft gekelderd
  4. hebben gekelderd
  5. hebben gekelderd
  6. hebben gekelderd
diversen
  1. kelder!
  2. keldert!
  3. gekelderd
  4. kelderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kelderen [znw.] nomen

  1. kelderen (sterk in waarde dalen; inzakken; terugvallen)
    el irse a pique; el hundirse

Translation Matrix for kelderen:

NounRelated TranslationsOther Translations
bajar afdalen
derrumbarse tuimelen; vallen
descender afdalen; afklimmen; afstijgen
disminuir achteruitgaan; afnemen; verminderen in kracht
hundirse inzakken; kelderen; sterk in waarde dalen; terugvallen wegzakken
irse a pique inzakken; kelderen; sterk in waarde dalen; terugvallen
volcar kapseizen; tuimelen; vallen
voltear tuimelen; vallen
VerbRelated TranslationsOther Translations
bajar kelderen; sterk in waarde dalen; zakken achteruitgaan; afklimmen; aflopen; afnemen; afstappen; afstijgen; dalen; declineren; er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; eraf klimmen; erafhalen; erop achteruitgaan; eruitgaan; geld inleveren; koers zetten naar; lager worden; minder worden; naar beneden brengen; naar beneden gaan; naar beneden klimmen; naar beneden lopen; neerbrengen; neergaan; omlaag gaan; omlaag klauteren; omlaagbrengen; omlaaggaan; omlaagklauteren; omlaagstappen; ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; uitstappen; vervoegen; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; zich begeven naar; zich vrijmaken
caer kelderen; zakken afleggen; afzien van rechtsvervolging; bezwijken; breken; buitelen; doodgaan; duikelen; heengaan; het onderspit delven; inslapen; kapot gaan; omkomen; omrollen; omvallen; omvervallen; onderuitgaan; op zijn bek gaan; overlijden; seponeren; sneuvelen; sodemieteren; sterven; strijd verliezen; stuk gaan; ten onder gaan; ten val komen; tenondergaan; vallen; vergaan; wegvallen
catear kelderen; zakken
dar vueltas flikkeren; kelderen; kiepen; kieperen; tuimelen; vallen buitelen; cirkelen; de ronde doen; draaien; duikelen; duizelen; in de war maken; kantelen; kolken; rollen; ronddraaien; rondgaan; rondtollen; roteren; tollen; verrollen; wentelen; wervelen; wielen; zwieren
derrumbarse kelderen; sterk in waarde dalen; zakken afknappen; begeven; bezwijken; doen neerstorten; doordringen; er vanaf breken; flippen; imploderen; in elkaar storten; ineenstorten; ineenzakken; ineenzijgen; instorten; inzakken; neerploffen; neerstorten; omlaagstorten; ondergaan; penetreren; ploffen; sterk afnemen; te gronde gaan; ten gronde gaan; teruglopen; vallen; vergaan; verkommeren; vervallen
descender kelderen; zakken achteruitgaan; afdalen; afnemen; afrijden; dalen; declineren; er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; eraf rijden; erafklimmen; erop achteruitgaan; geld inleveren; landen; minder worden; naar beneden dalen; naar beneden gaan; naar beneden komen; naar beneden lopen; naar beneden rijden; naar beneden vallen; neer laten zakken; neerdalen; neerkomen; omlaaggaan; omlaagkomen; omlaagrijden; omlaagvallen; ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; uitbuiken; uitzakken; vallen; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; zich vrijmaken
disminuir kelderen; zakken achteruitgaan; afnemen; afnemend; dalen; declineren; inkrimpen; kleiner maken; krimpen; luwen; minder maken; minder worden; minderen; minimaliseren; slinken; slinkend; tanen; tanend; terugdraaien; teruggaan; terugschroeven; tot bedaren komen; uitwoeden; verflauwen; verkleinen; verminderen; vervallen; wegsterven
echar a pique kelderen; zakken
embodegar kelderen; sterk in waarde dalen; zakken
encovar kelderen; sterk in waarde dalen; zakken
hundir kelderen; zakken doen zinken; indrukken; induwen
hundirse kelderen; zakken afknappen; afkoelen; bekoelen; doorbuigen; doorleven; doorstaan; doorzakken; er vanaf breken; gaan hangen; ineenzakken; ineenzijgen; inzakken; koel worden; luwen; naar de vijand overlopen; omlaagstorten; sterk afnemen; teruglopen; tot bedaren komen; uitwoeden; uitzakken; vallen; verdragen; verduren; verflauwen; vergaan; verkommeren; verteren; vervallen; verzakken; wegsterven; wegzakken; zakken in; zich storten
ir a pique kelderen; zakken buitelen; duikelen
irse a pique afglijden; aftakelen; afzakken; inzinken; vervallen; wegglijden; wegzakken; wegzinken; zakken in
sumergirse kelderen; zakken duiken; in het water duiken; induiken; ineenduiken
sumirse kelderen; zakken
suspender kelderen; zakken afblazen; afgelasten; afketsen; afkeuren; afstemmen; afwijzen; afzeggen; afzien van rechtsvervolging; blijven zitten; doubleren; ermee uitscheiden; onderbreken; opgeven; ophouden; ricocheren; schorsen; seponeren; staken; stoppen; suspenderen; terugwijzen; uitscheiden; verdagen; verweren; verwerpen; wegstemmen; weigeren
volcar flikkeren; kelderen; kiepen; kieperen; tuimelen; vallen dompen; kantelen; kapseizen; kiepen; omkantelen; omklappen; omver kiepen; omverrukken; onderuitgaan; op zijn bek gaan; over een kant vallen; overkiepen; ten val komen; vallen
voltear flikkeren; kelderen; kiepen; kieperen; tuimelen; vallen dompen; kantelen; kiepen; omklappen; omrollen; omvallen; omver kiepen; omvervallen; omwentelen; onderuitgaan; op zijn bek gaan; spiegelen; ten val komen; vallen

Related Words for "kelderen":


Wiktionary Translations for kelderen:


Cross Translation:
FromToVia
kelderen zozobrar; hundir founder — to sink
kelderen caer purzelnbezogen auf Preise oder Kurse: schnell und kräftig fallen

kelderen form of kelder:

kelder [de ~ (m)] nomen

  1. de kelder (gewelf)
    la bodega; el basamento; la caja de caudales; la celda; la cubierta; la fundamento; la cámara acorazada; la cimentación

Translation Matrix for kelder:

NounRelated TranslationsOther Translations
basamento gewelf; kelder basis; basislijn; beginsel; fundament; fundering; grondgedachte; grondlijn; grondslag; grondstelling; grondvlak; onderstuk; principe; steunpunt; steunstation; uitgangspunt; uitgangsvorm; veronderstelling; vertrekpunt
bodega gewelf; kelder laadruim; scheepsruim; slijterij; wijnkelder
caja de caudales gewelf; kelder brandkast; geldkist; geldkistje; kluis; schatkist
celda gewelf; kelder cel
cimentación gewelf; kelder
cubierta gewelf; kelder afdekkap; beddensprei; bedekking; boekomslag; boord; dak; dakbedekking; dek; dekking; gewelf; hoed; kaft; kap; koepel; omslag; overdekking; overkapping; overtrek; plafond; scheepsdek; sprei; stofomslag
cámara acorazada gewelf; kelder brandkast; kluis; loketkluis; safedeposit
fundamento gewelf; kelder axioma; basis; basisbeginsel; beginsel; bouwfundament; dogma; fundament; fundering; geloofsartikel; grondbeginsel; grondbegrip; grondeigenschap; grondlaag; grondregel; grondslag; grondstelling; hoeksteen; onderlaag; principe; uitgangspunt

Related Words for "kelder":


Related Definitions for "kelder":

  1. donkere, koele ruimte onder een huis1
    • de wijn bewaren we in de kelder1

Wiktionary Translations for kelder:

kelder
noun
  1. een ondergrondse bergruimte

Cross Translation:
FromToVia
kelder sótano basement — floor below ground level
kelder bóveda; cripta vault — a secure, enclosed area
kelder sótano; cueva Keller — unterirdischer Vorratsraum