Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. kietelend:
  2. kietelen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for kietelend from Dutch to Spanish

kietelend:

kietelend adj

  1. kietelend (kittelachtig)

Translation Matrix for kietelend:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
cosquilloso kietelend; kittelachtig kriebelig; kriebeling veroorzakend; prikkelig

kietelend form of kietelen:

kietelen verb (kietel, kietelt, kietelde, kietelden, gekieteld)

  1. kietelen (kittelen)

Conjugations for kietelen:

o.t.t.
  1. kietel
  2. kietelt
  3. kietelt
  4. kietelen
  5. kietelen
  6. kietelen
o.v.t.
  1. kietelde
  2. kietelde
  3. kietelde
  4. kietelden
  5. kietelden
  6. kietelden
v.t.t.
  1. heb gekieteld
  2. hebt gekieteld
  3. heeft gekieteld
  4. hebben gekieteld
  5. hebben gekieteld
  6. hebben gekieteld
v.v.t.
  1. had gekieteld
  2. had gekieteld
  3. had gekieteld
  4. hadden gekieteld
  5. hadden gekieteld
  6. hadden gekieteld
o.t.t.t.
  1. zal kietelen
  2. zult kietelen
  3. zal kietelen
  4. zullen kietelen
  5. zullen kietelen
  6. zullen kietelen
o.v.t.t.
  1. zou kietelen
  2. zou kietelen
  3. zou kietelen
  4. zouden kietelen
  5. zouden kietelen
  6. zouden kietelen
en verder
  1. ben gekieteld
  2. bent geieteld
  3. is gekieteld
  4. zijn gekieteld
  5. zijn gekieteld
  6. zijn gekieteld
diversen
  1. kietel!
  2. kietelt!
  3. gekieteld
  4. kietelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kietelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
picar happen in; toehappen
VerbRelated TranslationsOther Translations
cosquillear kietelen; kittelen kriebelen
dar picazón kietelen; kittelen kriebelen
hacer cosquillas kietelen; kittelen kriebelen
hormiguear kietelen; kittelen klingelen; kriebelen; krioelen; kruipen; rinkelen; tingelen; tinkelen; wemelen; wriemelen
picar kietelen; kittelen aanbijten; aanleiding geven tot; aanvreten; afbedelen; afbikken; afsnijden; bikken; bomen kappen; doorsteken; een inkeping maken; erdoor steken; eten; hakken; houwen; inbijten; inetsen; inkepen; inkerven; invreten; kappen; kartelen; kartels krijgen; kepen; kerven; kriebelen; naar binnen werken; omhakken; ophitsen; prikken; provoceren; snijden; steken; steken geven; uitdagen; uitlokken; vellen; wegbikken

Wiktionary Translations for kietelen:

kietelen
verb
  1. het prikkelen van gevoelige stukken huid bij anderen door middel van licht aanraken

Cross Translation:
FromToVia
kietelen hacer cosquillas tickle — to touch in a manner that causes tingling sensation
kietelen hacer cosquillas; cosquillear chatouillercauser, par des attouchements légers et répétés, un tressaillement qui provoquer généralement le rire.