Noun | Related Translations | Other Translations |
aguarrás
|
klap; opstopper; peut; stoot
|
kwastenreiniger; peut; terpentijnolie; terpentine; verfreiniger
|
batalla
|
klap; klop; lel; mep; tik; toegebrachte klap
|
besluiteloosheid; gevecht; handgemeen; kamp; kloppartij; knokpartij; matpartij; oorlog; slag; strijd; strijden; tweestrijd; twijfel; vechtpartij; veldslag; weifeling; worsteling
|
baza
|
dreun; jens; klap; klop; knal; lel; mep; tik; toegebrachte klap
|
slag; strijd; veldslag
|
bofetada
|
hengst; klap; klop; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; stoot; tik; toegebrachte klap
|
kaakslag; klets; kletspraat; mep; muilpeer; oorveeg; oorvijg; pets; quatsch; veeg
|
brazada
|
klap; klop; lel; mep; tik; toegebrachte klap
|
zwemslag
|
cachetada
|
hengst; klap; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; stoot
|
kaakslag; mep; muilpeer; oorvijg; veeg
|
cachete
|
hengst; klap; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; stoot
|
koon; pets; wang
|
chachara
|
achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels
|
gebabbel; gekeuvel; geklets; gekwebbel
|
charla
|
achterklap; geklap; geklep; geklets; gepraat; geroddel; klap; klets; praatje; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels; stof tot gepraat
|
achterklap; babbeltje; besteller; bezorger; bode; brievenbesteller; causerie; conversatie; dialoog; gebabbel; gekeuvel; geklets; gekout; gekwebbel; gepraat; geroddel; gesprek; inleiding; interview; introductie; kout; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; mondeling onderhoud; postbode; praat; praatje; prietpraat; proloog; roddel; roddelpraat; samenspraak; tweegesprek; tweespraak; voorbericht; voorwoord; vraaggesprek; zwartmaken
|
charlas
|
achterklap; geklap; geklep; geklets; gepraat; geroddel; klap; klets; praatje; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels; stof tot gepraat
|
achterklap; babbeltjes; gebabbel; gekeuvel; geklets; gekwebbel; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; praatjes; roddel; roddelpraat; spreekbeurten; zwartmaken
|
charloteo
|
achterklap; geklap; geklep; geklets; gepraat; geroddel; klap; klets; praatje; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels; stof tot gepraat
|
gebabbel; gekeuvel; geklets; gekwebbel; prietpraat
|
chisme
|
achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels
|
gebabbel; gekout; gepraat; geroddel; gerucht; incident; vals gerucht; zaakje
|
chismes
|
achterklap; geklap; geklep; geklets; gepraat; geroddel; klap; klets; praatje; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels; stof tot gepraat
|
achterklap; apekool; babbeltje; dingen; flauwekul; gebabbel; gebeuzel; gekeuvel; geklets; gekwebbel; geleuter; geroddel; gezwam; gezwets; goedje; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kout; kul; kwaadsprekerij; larie; laster; lastering; lasterpraatje; materiaal; nonsens; praatje; rimram; roddel; roddelpraat; spul; spullen; waanzin; waar; zaakjes; zaken; zwartmaken
|
chismorreo
|
achterklap; geklap; geklep; geklets; gepraat; geroddel; klap; klets; praatje; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels; stof tot gepraat
|
achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; roddel; roddelpraat; zwartmaken
|
choque
|
dreun; klap; knal; kwak; smak
|
aanrijding; aanvaring; bons; botsing; collisie; doorstoot; geschok; geschud; gestoot; hort; opeen knallen; pof; schok; schokkende beweging; shock; stoot
|
cháchara
|
achterklap; geklap; geklep; geklets; gepraat; geroddel; klap; klets; praatje; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels; stof tot gepraat
|
achterklap; achterlijkheid; babbeltje; boerenbedrog; gebabbel; gekeuvel; geklets; gekwebbel; geroddel; idioterie; kout; krankzinnigheid; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; praatje; prietpraat; roddel; roddelpraat; waanzin; zwartmaken
|
comadreo
|
achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels
|
vrouwenpraat
|
comadreos
|
achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels
|
|
comadrería
|
achterklap; geklap; geklep; geklets; gepraat; geroddel; klap; klets; praatje; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels; stof tot gepraat
|
gebabbel; gekout; gepraat
|
combate
|
dreun; jens; klap; knal; lel; mep; tik; toegebrachte klap
|
concours; gevecht; handgemeen; kamp; kloppartij; knokpartij; matpartij; oorlog; partij; pot; slag; strijd; strijden; vechtpartij; veldslag; wedstrijd; worsteling
|
cotilleo
|
achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels
|
babbeltje; gekeuvel; kout; praatje
|
cotorreo
|
achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels
|
boerenbedrog; brabbeltaal; gebrabbel; gekwetter; geschetter; prietpraat; vogelgekwetter; vrouwenpraat
|
fraseología
|
achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels
|
prietpraat
|
golpe
|
dreun; harde slag; hengst; jens; klap; klop; knal; kwak; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; smak; stoot; tik; toegebrachte klap
|
bonk; bonkend geluid; bons; gevaarte; hoek; hoekstoot; hort; joekel; kanjer; klapje; klets; kletspraat; klont; klonter; knaap; knak; knik; knoert; kokker; kokkerd; loei; opdoffer; pof; quatsch; schar; schok; schokkende beweging; slag; stoot; strijd; veldslag
|
guantada
|
klap; klop; lel; mep; tik; toegebrachte klap
|
|
habladuría
|
achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels
|
achterklap; babbeltje; gekeuvel; geroddel; klets; kletspraat; kout; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; praat; praatje; quatsch; roddel; roddelpraat; zwartmaken
|
habladurías
|
achterklap; geklap; geklep; geklets; gepraat; geroddel; klap; klets; praatje; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels; stof tot gepraat
|
achterklap; babbeltjes; gebabbel; gekeuvel; geklets; gekwebbel; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; praatjes; prietpraat; roddel; roddelpraat; zwartmaken
|
latigazo
|
achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels
|
zweepslag
|
majaderías
|
achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels
|
bluf; branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij
|
mancha
|
harde slag; klap
|
blaam; buurtschap; gat; gehucht; kledder; klodder; klont; klonter; kwak; lik; moesje; nop; schar; smet; spat; spatje; spatter; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje; zwabber
|
manotada
|
hengst; klap; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; stoot
|
|
manotazo
|
hengst; klap; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; stoot
|
|
murmuraciones
|
achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels
|
achterklap; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; roddel; roddelpraat; zwartmaken
|
palabrería
|
achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels
|
gebabbel; gekeuvel; geklets; gekout; gekwebbel; gepraat; kretologie; praatzucht
|
palique
|
achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels
|
gebabbel; gekeuvel; geklets; gekwebbel; prietpraat
|
palmada
|
dreun; jens; klap; knal; lel; mep; tik; toegebrachte klap
|
handbreedte; handslag; klapje
|
parloteo
|
achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels
|
babbeltje; brabbeltaal; gebabbel; gebrabbel; gekeuvel; geklets; gekwebbel; gekwetter; geschetter; kout; praatje; prietpraat; vogelgekwetter
|
patada
|
dreun; jens; klap; klop; knal; lel; mep; tik; toegebrachte klap
|
schop; trap; voetbeweging
|
plática
|
achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels
|
babbeltje; causerie; gebabbel; gekeuvel; kout; praat; praatje
|
puñetazo
|
hengst; klap; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; stoot
|
dreun; opdoffer; opdonder; slag; uithaal; vuistslag
|
sopapo
|
hengst; klap; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; opstopper; peut; stoot
|
opdoffer
|
tonteras
|
achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels
|
achterlijkheid; baldadigheid; deugnieterij; gebabbel; gekeuvel; geklets; gekwebbel; idioterie; kattenkwaad; krankzinnigheid; kwajongensstreek; ondeugendheid; schelmenstreek; schelmerij; waanzin
|
tonterías
|
achterklap; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels
|
achterlijkheid; apekool; dwaasheden; flauwekul; gebabbel; gebazel; gebeuzel; gekeuvel; geklets; gekwebbel; geleuter; gelul; gewauwel; gezwam; gezwets; humbug; idioterie; klets; kletskoek; kletspraat; kolder; kolderverhaal; krankzinnigheid; kul; larie; leuterpraat; malheid; nonsens; ongein; onzin; prietpraat; quatsch; rimram; waanzin; zotteklap
|
toque
|
harde slag; klap
|
aanraking; contact; klont; klonter; penseelstreek; schar
|
tortazo
|
hengst; klap; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; opstopper; peut; stoot
|
|
-
|
slag
|
|
Other | Related Translations | Other Translations |
choque
|
|
botsing
|