Dutch

Detailed Translations for klepper from Dutch to Spanish

klepper:

klepper [de ~ (m)] nomen

  1. de klepper
    la castañuela; la carpeta; el índice; el soplón

Translation Matrix for klepper:

NounRelated TranslationsOther Translations
carpeta klepper hoofdboek; klapper; klemband; klemmap; legger; manchet; manchetknoop; map; opbergmap; ordner; schrijfmap; telefoonklapper
castañuela klepper
soplón klepper aanbrenger; gladjanus; gluiperd; informant; klikspaan; politie-informant; tipgever; verklapper; verklikker; verlinker; verrader
índice klepper absolute meevaller; hoofdboek; index; indexcijfer; indexgetal; inhoud; inhoudsopgave; klapper; register; richtgetal; topper; wijsvinger

Related Words for "klepper":


klepper form of klepperen:

Conjugations for klepperen:

o.t.t.
  1. klepper
  2. kleppert
  3. kleppert
  4. klepperen
  5. klepperen
  6. klepperen
o.v.t.
  1. klepperde
  2. klepperde
  3. klepperde
  4. klepperden
  5. klepperden
  6. klepperden
v.t.t.
  1. heb geklepperd
  2. hebt geklepperd
  3. heeft geklepperd
  4. hebben geklepperd
  5. hebben geklepperd
  6. hebben geklepperd
v.v.t.
  1. had geklepperd
  2. had geklepperd
  3. had geklepperd
  4. hadden geklepperd
  5. hadden geklepperd
  6. hadden geklepperd
o.t.t.t.
  1. zal klepperen
  2. zult klepperen
  3. zal klepperen
  4. zullen klepperen
  5. zullen klepperen
  6. zullen klepperen
o.v.t.t.
  1. zou klepperen
  2. zou klepperen
  3. zou klepperen
  4. zouden klepperen
  5. zouden klepperen
  6. zouden klepperen
diversen
  1. klepper!
  2. kleppert!
  3. geklepperd
  4. klepperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for klepperen:

NounRelated TranslationsOther Translations
golpear bekloppen
VerbRelated TranslationsOther Translations
andar con mucho ruido klepperen fijnstampen; stampen; trappelen
carraspear klepperen hoesten; kort en droog hoesten; kuchen
castañetear klepperen klakken; klapperen; kleppen; knapperen; knetteren
cojear klepperen correct zijn; hinkelen; hinken; kloppen; kreupel lopen; mank lopen; mankgaan
dentellar klepperen bibberen; kartelen; kartels krijgen; klappertanden; kleumen; koulijden
esputar klepperen fluimen; slijm opgeven
flamear klepperen flamberen
golpear klepperen aankloppen; aantikken; beroeren; beuken; bonken; bonzen; een klap geven; hameren; hard slaan; heien; hengsten; iemand raken; iemand treffen; ineenslaan; inkloppen; kletteren; kloppen; luiden; meppen; raken; rammelen; rammen; slaan; tegen elkaar slaan; tikken; timmeren; treffen
golpear con los pies klepperen fijnstampen; stampen; trappelen
golpetear klepperen klapperen; kletteren; rammelen
hacer ruidos klepperen kletteren; knorren; knorrend geluid maken; rammelen; ronken; sakkeren; snorren; zagen
restallar klepperen
tabletear klepperen
traquetear klepperen kletteren; rammelen

Related Words for "klepperen":