Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. klimatiseren:


Dutch

Detailed Translations for klimatiseren from Dutch to Spanish

klimatiseren:

klimatiseren verb (klimatiseer, klimatiseert, klimatiseerde, klimatiseerden, geklimatiseerd)

  1. klimatiseren (voorzien van klimaatregeling)

Conjugations for klimatiseren:

o.t.t.
  1. klimatiseer
  2. klimatiseert
  3. klimatiseert
  4. klimatiseren
  5. klimatiseren
  6. klimatiseren
o.v.t.
  1. klimatiseerde
  2. klimatiseerde
  3. klimatiseerde
  4. klimatiseerden
  5. klimatiseerden
  6. klimatiseerden
v.t.t.
  1. ben geklimatiseerd
  2. bent geklimatiseerd
  3. is geklimatiseerd
  4. zijn geklimatiseerd
  5. zijn geklimatiseerd
  6. zijn geklimatiseerd
v.v.t.
  1. was geklimatiseerd
  2. was geklimatiseerd
  3. was geklimatiseerd
  4. waren geklimatiseerd
  5. waren geklimatiseerd
  6. waren geklimatiseerd
o.t.t.t.
  1. zal klimatiseren
  2. zult klimatiseren
  3. zal klimatiseren
  4. zullen klimatiseren
  5. zullen klimatiseren
  6. zullen klimatiseren
o.v.t.t.
  1. zou klimatiseren
  2. zou klimatiseren
  3. zou klimatiseren
  4. zouden klimatiseren
  5. zouden klimatiseren
  6. zouden klimatiseren
diversen
  1. klimatiseer!
  2. klimatiseert!
  3. geklimatiseerd
  4. klimatiserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for klimatiseren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
climatizar klimatiseren; voorzien van klimaatregeling