Summary
Dutch
Detailed Translations for kluisteren from Dutch to Spanish
kluisteren:
Conjugations for kluisteren:
o.t.t.
- kluister
- kluistert
- kluistert
- kluisteren
- kluisteren
- kluisteren
o.v.t.
- kluisterde
- kluisterde
- kluisterde
- kluisterden
- kluisterden
- kluisterden
v.t.t.
- heb gekluisterd
- hebt gekluisterd
- heeft gekluisterd
- hebben gekluisterd
- hebben gekluisterd
- hebben gekluisterd
v.v.t.
- had gekluisterd
- had gekluisterd
- had gekluisterd
- hadden gekluisterd
- hadden gekluisterd
- hadden gekluisterd
o.t.t.t.
- zal kluisteren
- zult kluisteren
- zal kluisteren
- zullen kluisteren
- zullen kluisteren
- zullen kluisteren
o.v.t.t.
- zou kluisteren
- zou kluisteren
- zou kluisteren
- zouden kluisteren
- zouden kluisteren
- zouden kluisteren
en verder
- ben gekluisterd
- bent gekluisterd
- is gekluisterd
- zijn gekluisterd
- zijn gekluisterd
- zijn gekluisterd
diversen
- kluister!
- kluistert!
- gekluisterd
- kluisterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for kluisteren:
Related Words for "kluisteren":
kluister:
-
de kluister (aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; keten; ketting; boei)