Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. kluit:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for kluit from Dutch to Spanish

kluit:

kluit [de ~ (m)] nomen

  1. de kluit (hoop; berg)
    el montón; el terrón; el cúmulo; la masa; la multitud

Translation Matrix for kluit:

NounRelated TranslationsOther Translations
cúmulo berg; hoop; kluit hoop; hoopje; opeenstapeling; opstapeling; stapel; stapeltje; stapelwolk
masa berg; hoop; kluit aardig wat; accumulatie; achterbuurtvolk; allegaartje; beslag; deeg; drom; hoop; horde; klootjesvolk; knoedels; kudde; massa; mengelmoes; menigte; mensenmassa; noedels; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; oploopje; opstapeling; pasta; samenkomst; samenraapsel; schaar; schare; stapel; toeloop; troep; volksmenigte
montón berg; hoop; kluit aardig wat; accumulatie; allegaartje; berg; drom; grote hoeveelheid; heap; hoop; massa; mengelmoes; menigte; mensenmassa; mikmak; opeenhoping; ophoping; oploopje; overvloed; samenkomst; samenraapsel; scheplepel; selectie; sortering; stapeling; stel; toeloop; troep; verzameling
multitud berg; hoop; kluit aardig wat; bende; drom; drukte; groep mensen; grote menigte; hoop; horde; kudde; massa; menigte; mensenmassa; optocht; processie; schaar; schare; staatsie; stoet; toeloop; troep; veel mensen
terrón berg; hoop; kluit brok; klompje; klont; klonter; klontertje; klontje; schar; suikerklontje

Related Words for "kluit":

  • kluiten, kluitje

Wiktionary Translations for kluit:


Cross Translation:
FromToVia
kluit bola boulecorps rond en tous sens, généralement plein. — usage Se dit surtout des objets dont les dimensions leur permettent d’être tenus en main.