Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. kneep:
  2. knijpen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for kneep from Dutch to Spanish

kneep:

kneep [de ~] nomen

  1. de kneep (truc; kunstje; foefje; kneepje; maniertje)
    el truco; la maña; la treta
  2. de kneep (knijpen)
    el pellizco
  3. de kneep (handigheid; kunst; truc; toer)
    el saber; la habilidad; el truco

Translation Matrix for kneep:

NounRelated TranslationsOther Translations
habilidad handigheid; kneep; kunst; toer; truc adremheid; bedrevenheid; bijdehandheid; doortraptheid; ervaring; geraffineerdheid; geslepenheid; gevatheid; gewiekstheid; gladheid; handigheid; handvaardigheid; kunde; kundigheid; leepheid; listigheid; ondervinden; ondervinding; praktijk; puntig zijn; puntigheid; routine; scherpheid; scherpte; slag; sluwheid; snedigheid; snoodheid; spitsheid; strijd; vaardigheid met de hand; veldslag
maña foefje; kneep; kneepje; kunstje; maniertje; truc
pellizco kneep; knijpen snuifje
saber handigheid; kneep; kunst; toer; truc kunde; kundigheid
treta foefje; kneep; kneepje; kunstje; maniertje; truc foef; kunstgreep; list; manoeuvre; truc; trucage
truco foefje; handigheid; kneep; kneepje; kunst; kunstje; maniertje; toer; truc behendigheid; foef; gemene streek; goochelkunstje; goocheltruc; handigheid; kunst; kunstgreep; kunstje; list; manoeuvre; truc; trucage; valsheid; vuile truc
VerbRelated TranslationsOther Translations
saber gunnen; iets toekennen; in staat zijn; kennen; kunnen; ondervragen; op de hoogte zijn; overhoren; toebedelen; toekennen; toewijzen; uithoren; uitvragen; verhoren; vermogen; weten

Related Words for "kneep":


kneep form of knijpen:

knijpen [het ~] nomen

  1. het knijpen (kneep)
    el pellizco

knijpen verb (knijp, knijpt, kneep, knepen, geknepen)

  1. knijpen (beknibbelen; knibbelen; schrapen)

Conjugations for knijpen:

o.t.t.
  1. knijp
  2. knijpt
  3. knijpt
  4. knijpen
  5. knijpen
  6. knijpen
o.v.t.
  1. kneep
  2. kneep
  3. kneep
  4. knepen
  5. knepen
  6. knepen
v.t.t.
  1. heb geknepen
  2. hebt geknepen
  3. heeft geknepen
  4. hebben geknepen
  5. hebben geknepen
  6. hebben geknepen
v.v.t.
  1. had geknepen
  2. had geknepen
  3. had geknepen
  4. hadden geknepen
  5. hadden geknepen
  6. hadden geknepen
o.t.t.t.
  1. zal knijpen
  2. zult knijpen
  3. zal knijpen
  4. zullen knijpen
  5. zullen knijpen
  6. zullen knijpen
o.v.t.t.
  1. zou knijpen
  2. zou knijpen
  3. zou knijpen
  4. zouden knijpen
  5. zouden knijpen
  6. zouden knijpen
en verder
  1. ben geknepen
  2. bent geknepen
  3. is geknepen
  4. zijn geknepen
  5. zijn geknepen
  6. zijn geknepen
diversen
  1. knijp!
  2. knijpt!
  3. geknepen
  4. knijpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for knijpen:

NounRelated TranslationsOther Translations
pellizco kneep; knijpen snuifje
regatear afbedelen; afsmeken; aftroggelen
VerbRelated TranslationsOther Translations
economizar beknibbelen; knibbelen; knijpen; schrapen besparen; bezuinigen; geld besparen; korten; matigen; minder gebruiken; op bankrekening zetten; sparen; zuinig zijn
escatimar beknibbelen; knibbelen; knijpen; schrapen
regatear beknibbelen; knibbelen; knijpen; schrapen afdingen; afpingelen; dingen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren

Related Words for "knijpen":


Related Definitions for "knijpen":

  1. met je vingers aan tegenovergestelde kanten drukken1
    • hij kneep in de perzik om te voelen of hij rijp was1
  2. pijn doen door zijn vel tussen je vingers te drukken1
    • hij kneep zijn zusje in haar arm1

Wiktionary Translations for knijpen:

knijpen
verb
  1. tussen twee punten druk uitoefenen

Cross Translation:
FromToVia
knijpen pellizcar pinch — to squeeze a small amount of skin
knijpen exprimir; apretar squeeze — to apply pressure to from two or more sides at once
knijpen pinchar; pellizcar; pinzar; coger con pinzas; apretar pincerserrer fortement avec une pince, avec des tenailles ou autres instruments semblables.