Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. koopjes:
  2. koopje:
  3. koop:
  4. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for koopjes from Dutch to Spanish

koopjes:

koopjes [de ~] nomen, plural

  1. de koopjes
    la gangas; la bicocas

Translation Matrix for koopjes:

NounRelated TranslationsOther Translations
bicocas koopjes
gangas koopjes

Related Words for "koopjes":


koopje:

koopje [het ~] nomen

  1. het koopje (aanbieding)
    la oferta; la ganga
  2. het koopje (speciale aanbieding)
    la oferta; la propuesta; la proposición; el ofrecimiento

Translation Matrix for koopje:

NounRelated TranslationsOther Translations
ganga aanbieding; koopje baat; buitenkans; buitenkansje; fortuintje; gelukje; gelukkig toeval; gewin; mazzeltje; meevaller; opsteker; profijt; spotkoopje; voordeel; winst
oferta aanbieding; koopje; speciale aanbieding bod; inschrijving; offerte; prijsopgave; registratie; spotkoopje
ofrecimiento koopje; speciale aanbieding
proposición koopje; speciale aanbieding bewering; bod; motie; propositie; stelling; suggestie; voorstel; voorstel doen
propuesta koopje; speciale aanbieding bod; motie; offerte; prijsopgave; projectvoorstel; propositie; suggestie; verzoek; voorstel; voorstel doen

Related Words for "koopje":


Wiktionary Translations for koopje:


Cross Translation:
FromToVia
koopje en barata on sale — available for purchase at reduced prices

koop:

koop [de ~ (m)] nomen

  1. de koop (aankoop; acquisitie; kopen; )
    la adquisición; la compra
  2. de koop (aankoop; acquisitie; aanschaf; )
    la adquisición; la compra; el beneficio; el rendimiento; la obtención

Translation Matrix for koop:

NounRelated TranslationsOther Translations
adquisición aangekochte; aankoop; aanschaf; aanwinst; acquisitie; afname; boodschap; koop; kopen; verkrijging; verwerving
beneficio aangekochte; aankoop; aanschaf; aanwinst; acquisitie; boodschap; koop baat; benefiet; gewin; hoogte van produktie; nut; oogst; opbrengst; product; productiviteit; profijt; rendement; uitkomst; voortbrengsel; waarde; winst
compra aangekochte; aankoop; aanschaf; aanwinst; acquisitie; afname; boodschap; koop; kopen; verkrijging; verwerving aankoop; inkoop
obtención aangekochte; aankoop; aanschaf; aanwinst; acquisitie; boodschap; koop bemachtiging; inneming
rendimiento aangekochte; aankoop; aanschaf; aanwinst; acquisitie; boodschap; koop arbeidsprestatie; baat; doorvoer; gewin; hoogte van produktie; nut; nuttig effect; nuttigheid; oogst; opbrengst; prestatie; product; productiviteit; profijt; rendement; uitkomst; utiliteit; voortbrengsel; waarde; werkprestatie; winst

Related Words for "koop":


Wiktionary Translations for koop:


Cross Translation:
FromToVia
koop compra Kauf — der entgeltliche Erwerb einer Ware
koop adquisición purchase — individual item one has purchased
koop adquisición; compra achatacquisition faire à prix d’argent.
koop adquisición; compra; ganancia acquisitionaction d’acquérir.
koop adquisición; compra empletteemploi, choix.

External Machine Translations: