Dutch

Detailed Translations for kraak from Dutch to Spanish

kraak:

kraak [de ~ (m)] nomen

  1. de kraak (wederrechtelijke bewoning)
  2. de kraak (inbraak; braak)
    el robo; el escalamiento; la fractura; la efracción; el escalo

Translation Matrix for kraak:

NounRelated TranslationsOther Translations
efracción braak; inbraak; kraak
escalamiento braak; inbraak; kraak
escalo braak; inbraak; kraak
fractura braak; inbraak; kraak breuk; deel; fractie; fractuur; gedeelte; knak; knik; part; stuk
ocupación de casas kraak; wederrechtelijke bewoning
robo braak; inbraak; kraak beroving; diefstal; ontvreemding; roof

Related Words for "kraak":


Wiktionary Translations for kraak:


Cross Translation:
FromToVia
kraak pulpo octopus — mollusc

kraken:

Conjugations for kraken:

o.t.t.
  1. kraak
  2. kraakt
  3. kraakt
  4. kraken
  5. kraken
  6. kraken
o.v.t.
  1. kraakte
  2. kraakte
  3. kraakte
  4. kraakten
  5. kraakten
  6. kraakten
v.t.t.
  1. heb gekraakt
  2. hebt gekraakt
  3. heeft gekraakt
  4. hebben gekraakt
  5. hebben gekraakt
  6. hebben gekraakt
v.v.t.
  1. had gekraakt
  2. had gekraakt
  3. had gekraakt
  4. hadden gekraakt
  5. hadden gekraakt
  6. hadden gekraakt
o.t.t.t.
  1. zal kraken
  2. zult kraken
  3. zal kraken
  4. zullen kraken
  5. zullen kraken
  6. zullen kraken
o.v.t.t.
  1. zou kraken
  2. zou kraken
  3. zou kraken
  4. zouden kraken
  5. zouden kraken
  6. zouden kraken
en verder
  1. ben gekraakt
  2. bent gekraakt
  3. is gekraakt
  4. zijn gekraakt
  5. zijn gekraakt
  6. zijn gekraakt
diversen
  1. kraak!
  2. kraakt!
  3. gekraakt
  4. krakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kraken [het ~] nomen

  1. het kraken
    el crujir

Translation Matrix for kraken:

NounRelated TranslationsOther Translations
abrir opendoen; openmaken
crujir kraken
deshacer lostornen; ongedaan maken
fraccionar afbraak; sloop; wegbreken
VerbRelated TranslationsOther Translations
abrir kraken; losbreken; openbreken aankaarten; aanknopen; aansnijden; afbakenen; afpalen; afzetten; beginnen; begrenzen; entameren; gesprek aanknopen; inleiden; inluiden; loskrijgen; losmaken; losslaan; lostornen; omlijnen; ontgrendelen; ontsluiten; openbreken; opendoen; openen; openleggen; openmaken; openschuiven; openslaan; openstellen; opentrekken; opwerpen; starten; te berde brengen; ter sprake brengen; toegankelijk maken; tornen; uithalen; uittrekken; vrijgeven
abrir bruscamente kraken; losbreken; openbreken openrukken
cascar afkraken; een krakend geluid maken; huizen kraken; katten; kraken; kritiseren afranselen; babbelen; declineren; iemand toetakelen; ijlen; kakelen; kletsen; knakken; krassen; kwaken; kwebbelen; kwetteren; onzin uitkramen; onzin verkopen; raaskallen; ratelen; snateren; verbuigen; vervoegen; wartaal spreken; zich krabben
chasquear afkraken; katten; kraken; kritiseren een knippend geluid maken; flappen; knapperen; knetteren
craquear afkraken; een krakend geluid maken; huizen kraken; katten; kraken; kritiseren knakken; knarsen
criticar afkraken; katten; kraken; kritiseren aanmerking maken; bediscussiëren; bekritiseren; beoordelen; bepraten; berispen; bespreken; betuttelen; doorpraten; doorspreken; fel bekritiseren; goed- of afkeuren; hekelen; loskrijgen; losmaken; lostornen; manen; neerhalen; omlaaghalen; praten over; recenseren; terechtwijzen; tornen; uithalen; uittrekken; vermanen; vitten; waarschuwen
criticar duramente afkraken; katten; kraken; kritiseren
crujir knapperen; knetteren; knisperen; ritselen
desacreditar afkraken; katten; kraken; kritiseren aanwrijven; beschuldigen; blameren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kwalijk nemen; laken; nadragen; voor de voeten gooien
desarmar kraken; losbreken; openbreken demonteren; onschadelijk maken; ontmantelen; onttakelen; pacificeren; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen
descifrar afkraken; katten; kraken; kritiseren dechiffreren; decoderen; krassen; ontcijferen; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontsleutelen; ontwarren; oplossen; tot een oplossing brengen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; zich krabben
desempedrar kraken; losbreken; openbreken
desencajar kraken; losbreken; openbreken openrukken; opensperren
deshacer kraken; losbreken; openbreken aantasten; aanvreten; afbestellen; afgelasten; afkoppelen; afzeggen; annuleren; bederven; beschadigen; intrekken; loshaken; loshalen; loskoppelen; loskrijgen; losmaken; lostornen; nietig verklaren; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; scheiden; splitsen; te niet doen; tornen; uit elkaar halen; uiteengaan; uiteenhalen; uithalen; uitpluizen; uitrafelen; uitsplitsen; uittrekken; uitvezelen; uitzoeken
desmontar kraken; losbreken; openbreken afgraven; afklimmen; afstijgen; demonteren; omlaagklauteren; ontkoppelen; ontmantelen; ontrafelen; onttakelen; ontwarren; scheiden; splitsen; uit de war halen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen; uiteenhalen
forzar kraken; losbreken; openbreken afdwingen; doordrijven; dwingen; forceren; geweld gebruiken; noodzaken tot; onteren; ontwijden; openrukken; opentrappen; overbelasten
fraccionar afkraken; katten; kraken; kritiseren
ocupar ilegalmente huizen kraken; kraken

Related Words for "kraken":


Synonyms for "kraken":


Related Definitions for "kraken":

  1. er heel negatief over spreken of schrijven1
    • het boek werd in de krant gekraakt1
  2. bezetten en erin gaan wonen1
    • we hebben een huis gekraakt1
  3. een scherp geluid maken alsof het barst1
    • de oude planken kraken1

Wiktionary Translations for kraken:


Cross Translation:
FromToVia
kraken agrietarse crack — To form cracks
kraken ocupar; okupar squat — to occupy without permission
kraken crugir; chascar; restallar craquer — Traductions à trier suivant le sens
kraken chirriar; rechinar grincerproduire un bruit aigre en serrer les dents les unes contre les autres sous l’action de l’agacement, de la douleur ou de la colère.