Dutch

Detailed Translations for kwetsend from Dutch to Spanish

kwetsend:


kwetsend form of kwetsen:

Conjugations for kwetsen:

o.t.t.
  1. kwets
  2. kwetst
  3. kwetst
  4. kwetsen
  5. kwetsen
  6. kwetsen
o.v.t.
  1. kwetste
  2. kwetste
  3. kwetste
  4. kwetsten
  5. kwetsten
  6. kwetsten
v.t.t.
  1. heb gekwetst
  2. hebt gekwetst
  3. heeft gekwetst
  4. hebben gekwetst
  5. hebben gekwetst
  6. hebben gekwetst
v.v.t.
  1. had gekwetst
  2. had gekwetst
  3. had gekwetst
  4. hadden gekwetst
  5. hadden gekwetst
  6. hadden gekwetst
o.t.t.t.
  1. zal kwetsen
  2. zult kwetsen
  3. zal kwetsen
  4. zullen kwetsen
  5. zullen kwetsen
  6. zullen kwetsen
o.v.t.t.
  1. zou kwetsen
  2. zou kwetsen
  3. zou kwetsen
  4. zouden kwetsen
  5. zouden kwetsen
  6. zouden kwetsen
en verder
  1. ben gekwetst
  2. bent gekwetst
  3. is gekwetst
  4. zijn gekwetst
  5. zijn gekwetst
  6. zijn gekwetst
diversen
  1. kwets!
  2. kwetst!
  3. gekwetst
  4. kwetsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kwetsen [het ~] nomen

  1. het kwetsen (beschadigen)
    el dañar; el herir

Translation Matrix for kwetsen:

NounRelated TranslationsOther Translations
dañar beschadigen; kwetsen
herir beschadigen; kwetsen
magullar kneuzen
VerbRelated TranslationsOther Translations
afectar bezeren; blesseren; krenken; kwetsen; schaden; verwonden aangaan; afbreuk doen aan; belasteren; benadelen; betreffen; beïnvloeden; deren; duperen; inwerken; kwaadspreken; lasteren; nadeel toebrengen; raken; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; slaan op; smaden; treffen
agraviar grieven; krenken; kwetsen; pijn doen; zeer doen afgeven op; belasteren; beschimpen; bespotten; doordrijven; dwingen; forceren; geweld gebruiken; kwaadspreken; lasteren; smaden; uitschelden; verzwaren; zwaarder maken
causar perjuicio bezeren; blesseren; grieven; krenken; kwetsen; pijn doen; schaden; verwonden; zeer doen aantasten; aanvreten; bederven; benadelen; beschadigen; bezoedelen; deren; duperen; eer door het slijk halen; in elkaar slaan; kwaad doen; nadeel toebrengen; nadelig zijn; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; toetakelen; zich bezeren; zich pijn doen; zich verwonden
contusionar krenken; kwetsen kneuzen
dañar bezeren; blesseren; grieven; krenken; kwetsen; pijn doen; schaden; verwonden; zeer doen aantasten; aanvreten; afbreuk doen aan; bederven; belasteren; benadelen; beschadigen; bezoedelen; deren; eer door het slijk halen; in elkaar slaan; kapotmaken; kwaad doen; kwaadspreken; lasteren; moeren; mollen; nadeel berokkenen; nadelig zijn; schaden; smaden; toetakelen
doler grieven; krenken; kwetsen; pijn doen; zeer doen belasteren; deren; knauwen; kwaadspreken; lasteren; pijn bezorgen; pijn doen; smaden; zeer doen
hacer daño a bezeren; blesseren; krenken; kwetsen; schaden; verwonden benadelen; beschadigen; deren; duperen; kwaad doen; nadeel toebrengen; nadelig zijn; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden
hacer daño a una persona grieven; krenken; kwetsen; pijn doen; zeer doen belasteren; kwaadspreken; lasteren; smaden
hacer mal grieven; krenken; kwetsen; pijn doen; zeer doen aandoen; aanmodderen; afbakenen; afpalen; afzetten; bedotten; begrenzen; belasteren; benadelen; broddelen; duperen; iets misdoen; kladden; knauwen; knoeien; kwaad doen; kwaadspreken; lasteren; misdragen; misdrijven; morsen; nadeel toebrengen; nadelig zijn; neppen; omlijnen; pijn bezorgen; pijn doen; prutsen; rommelen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; smaden; tillen; vlekken; zeer doen
herir bezeren; blesseren; grieven; krenken; kwetsen; pijn doen; schaden; verwonden; zeer doen afschieten; afvuren; belasteren; deren; knauwen; kwaadspreken; lasteren; pijn bezorgen; pijn doen; schieten; schoten lossen; smaden; vuren; zeer doen; zich bezeren; zich pijn doen; zich verwonden
injuriar grieven; krenken; kwetsen; pijn doen; zeer doen belasteren; beledigen; beschimpen; kwaadspreken; lasteren; schelden; smaden; uitfoeteren; uitjouwen; uitkafferen; uitmaken voor; uitschelden; uitvloeken
lastimar bezeren; blesseren; krenken; kwetsen; schaden; verwonden aantasten; aanvreten; bederven; belasteren; benadelen; beschadigen; bezoedelen; deren; duperen; eer door het slijk halen; kwaadspreken; lasteren; nadeel berokkenen; nadeel toebrengen; pijn bezorgen; pijn doen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; smaden; verwonden; zeer doen
lesionar bezeren; blesseren; krenken; kwetsen; schaden; verwonden aantasten; aanvreten; bederven; belasteren; beschadigen; deren; kwaadspreken; lasteren; smaden
magullar krenken; kwetsen kneuzen
ofender grieven; krenken; kwetsen; pijn doen; zeer doen belasteren; benadelen; deren; duperen; kwaad doen; kwaadspreken; lasteren; misdrijven; nadeel berokkenen; nadeel toebrengen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; smaden
perjudicar bezeren; blesseren; grieven; krenken; kwetsen; pijn doen; schaden; verwonden; zeer doen aantasten; aanvreten; afbreuk doen aan; bederven; belasteren; benadelen; beschadigen; bezoedelen; deren; duperen; eer door het slijk halen; kwaad doen; kwaadspreken; lasteren; nadeel berokkenen; nadeel toebrengen; nadelig zijn; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; smaden

Wiktionary Translations for kwetsen:

kwetsen
verb
  1. beledigen, schofferen

Cross Translation:
FromToVia
kwetsen lastimar; [[hacer daño]] hurt — to cause physical pain and/or injury
kwetsen apenar; doler pain — to hurt; to put to bodily uneasiness or anguish
kwetsen herir; lesionar wound — hurt or injure
kwetsen herir wound — hurt (someone's feelings)
kwetsen herir verletzen — jemanden physisch (auch lebensgefährlich oder tödlich) verwunden
kwetsen herir; vulnerar blesserfrapper d’un coup qui fait une contusion, une plaie, une fracture.
kwetsen chocar; desagradar; escandalizar choquerdonner un choc, heurter.
kwetsen chocar; golpear; pegar; percutir; desagradar; escandalizar; sorprender; batir heurterentrer brusquement en contact.