Dutch
Detailed Translations for losplukken from Dutch to Spanish
losplukken:
-
losplukken (lospeuteren)
Conjugations for losplukken:
o.t.t.
- pluk los
- plukt los
- plukt los
- plukken los
- plukken los
- plukken los
o.v.t.
- plukte los
- plukte los
- plukte los
- plukten los
- plukten los
- plukten los
v.t.t.
- heb losgeplukt
- hebt losgeplukt
- heeft losgeplukt
- hebben losgeplukt
- hebben losgeplukt
- hebben losgeplukt
v.v.t.
- had losgeplukt
- had losgeplukt
- had losgeplukt
- hadden losgeplukt
- hadden losgeplukt
- hadden losgeplukt
o.t.t.t.
- zal losplukken
- zult losplukken
- zal losplukken
- zullen losplukken
- zullen losplukken
- zullen losplukken
o.v.t.t.
- zou losplukken
- zou losplukken
- zou losplukken
- zouden losplukken
- zouden losplukken
- zouden losplukken
en verder
- ben losgeplukt
- bent losgeplukt
- is losgeplukt
- zijn losgeplukt
- zijn losgeplukt
- zijn losgeplukt
diversen
- pluk los!
- plukt los!
- losgeplukt
- losplukkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for losplukken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
hurgar | lospeuteren; losplukken | aanjagen; aansporen; doorwroeten; een por geven; graaien; grabbelen; in iets rondtasten; klauteren; motiveren; opjutten; peuteren; porren; pulken; rommelen; snuffelen; snuffelen aan; stoten; wroetend onderzoeken |
soltar rascando | lospeuteren; losplukken |