Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. maker:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for maker from Dutch to Spanish

maker:

maker [de ~ (m)] nomen

  1. de maker (auteur; schepper; voortbrenger)
    el autor; la autora; el elaborador; el fabricante; el creador; el hacedor
  2. de maker (schepper; creator)
    el creador
  3. de maker (uitvinder; ontwerper)
    el inventor

Translation Matrix for maker:

NounRelated TranslationsOther Translations
autor auteur; maker; schepper; voortbrenger aanstichter; auteur; dader; dichter; initiatiefnemer; samensteller; schrijver; tekstdichter; tekstschrijver; veroorzaker
autora auteur; maker; schepper; voortbrenger auteur; auteure; dichteres; poëte; schrijfster
creador auteur; creator; maker; schepper; voortbrenger auteur
elaborador auteur; maker; schepper; voortbrenger fabrikant; producent; vervaardiger
fabricante auteur; maker; schepper; voortbrenger fabrikant; producent; vervaardiger
hacedor auteur; maker; schepper; voortbrenger
inventor maker; ontwerper; uitvinder bedenker; verzinner
ModifierRelated TranslationsOther Translations
creador scheppend
fabricante fabricerend; producerend

Related Words for "maker":


Wiktionary Translations for maker:

maker
noun
  1. iemand die iets maakt of gemaakt heeft

Cross Translation:
FromToVia
maker creador creator — one who creates