Dutch
Detailed Translations for meerden from Dutch to Spanish
meren:
-
meren (vastmeren; aanleggen; aanmeren; vastleggen; vastbinden; vastmaken; afmeren)
Conjugations for meren:
o.t.t.
- meer
- meert
- meert
- meren
- meren
- meren
o.v.t.
- meerde
- meerde
- meerde
- meerden
- meerden
- meerden
v.t.t.
- heb gemeerd
- hebt gemeerd
- heeft gemeerd
- hebben gemeerd
- hebben gemeerd
- hebben gemeerd
v.v.t.
- had gemeerd
- had gemeerd
- had gemeerd
- hadden gemeerd
- hadden gemeerd
- hadden gemeerd
o.t.t.t.
- zal meren
- zult meren
- zal meren
- zullen meren
- zullen meren
- zullen meren
o.v.t.t.
- zou meren
- zou meren
- zou meren
- zouden meren
- zouden meren
- zouden meren
en verder
- ben gemeerd
- bent gemeerd
- is gemeerd
- zijn gemeerd
- zijn gemeerd
- zijn gemeerd
diversen
- meer!
- meert!
- gemeerd
- merend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for meren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
lagos | meren | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
amarrar | aanleggen; aanmeren; afmeren; meren; vastbinden; vastleggen; vastmaken; vastmeren | afbinden; afsnoeren; binden; blokken; dichtbinden; knevelen; knopen; leerstof erin stampen; leren; strikken; studeren; toebinden; vastbinden; vastmaken; vastsjorren; vastsnoeren; verankeren; zekeren |
Related Words for "meren":
Wiktionary Translations for meren:
External Machine Translations: