Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. nabestellen:


Dutch

Detailed Translations for nabestellen from Dutch to Spanish

nabestellen:

nabestellen verb (bestel na, bestelt na, bestelde na, bestelden na, nabesteld)

  1. nabestellen

Conjugations for nabestellen:

o.t.t.
  1. bestel na
  2. bestelt na
  3. bestelt na
  4. bestellen na
  5. bestellen na
  6. bestellen na
o.v.t.
  1. bestelde na
  2. bestelde na
  3. bestelde na
  4. bestelden na
  5. bestelden na
  6. bestelden na
v.t.t.
  1. heb nabesteld
  2. hebt nabesteld
  3. heeft nabesteld
  4. hebben nabesteld
  5. hebben nabesteld
  6. hebben nabesteld
v.v.t.
  1. had nabesteld
  2. had nabesteld
  3. had nabesteld
  4. hadden nabesteld
  5. hadden nabesteld
  6. hadden nabesteld
o.t.t.t.
  1. zal nabestellen
  2. zult nabestellen
  3. zal nabestellen
  4. zullen nabestellen
  5. zullen nabestellen
  6. zullen nabestellen
o.v.t.t.
  1. zou nabestellen
  2. zou nabestellen
  3. zou nabestellen
  4. zouden nabestellen
  5. zouden nabestellen
  6. zouden nabestellen
en verder
  1. is nabesteld
  2. zijn nabesteld
diversen
  1. bestel na!
  2. bestelt na!
  3. nabesteld
  4. nabestellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for nabestellen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
volver a pedir nabestellen

External Machine Translations: