Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. nekken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for nekte from Dutch to Spanish

nekken:

nekken verb (nek, nekt, nekte, nekten, genekt)

  1. nekken (in de war sturen; ruïneren; bederven; verzieken)

Conjugations for nekken:

o.t.t.
  1. nek
  2. nekt
  3. nekt
  4. nekken
  5. nekken
  6. nekken
o.v.t.
  1. nekte
  2. nekte
  3. nekte
  4. nekten
  5. nekten
  6. nekten
v.t.t.
  1. heb genekt
  2. hebt genekt
  3. heeft genekt
  4. hebben genekt
  5. hebben genekt
  6. hebben genekt
v.v.t.
  1. had genekt
  2. had genekt
  3. had genekt
  4. hadden genekt
  5. hadden genekt
  6. hadden genekt
o.t.t.t.
  1. zal nekken
  2. zult nekken
  3. zal nekken
  4. zullen nekken
  5. zullen nekken
  6. zullen nekken
o.v.t.t.
  1. zou nekken
  2. zou nekken
  3. zou nekken
  4. zouden nekken
  5. zouden nekken
  6. zouden nekken
en verder
  1. ben genekt
  2. bent genekt
  3. is genekt
  4. zijn genekt
  5. zijn genekt
  6. zijn genekt
diversen
  1. nek!
  2. nekt!
  3. genekt
  4. nekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for nekken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
corromper bederven; in de war sturen; nekken; ruïneren; verzieken corrumperen; omkopen; verderven; vertroetelen; verwennen
degenerar bederven; in de war sturen; nekken; ruïneren; verzieken achteruitgaan; afrotten; degenereren; verderven; verworden
degenerarse bederven; in de war sturen; nekken; ruïneren; verzieken achteruitgaan; degenereren; ontaarden; verderven; verworden
destruir bederven; in de war sturen; nekken; ruïneren; verzieken aantasten; aanvreten; afbreken; bederven; beschadigen; fijnmaken; ingooien; liquideren; platdrukken; ruineren; slopen; te gronde richten; tot schroot verwerken; uitroeien; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; vernielen; vernietigen; verpletteren; verwoesten
echar a perder bederven; in de war sturen; nekken; ruïneren; verzieken corrumperen; verbeuren; verderven; verprutsen; wegsmijten
estropear bederven; in de war sturen; nekken; ruïneren; verzieken aantasten; aanvreten; bederven; beschadigen; corrumperen; fijnmaken; haspelen; iets vergallen; ingooien; kapot maken; platdrukken; slechten; stukmaken; tot een warboel maken; uitwonen; verbrijzelen; verbroddelen; verderven; vergallen; vergruizen; verklungelen; verknallen; verknoeien; vermorzelen; verpesten; verpletteren; verprutsen; verwarren; verzieken
malear bederven; in de war sturen; nekken; ruïneren; verzieken
malograr bederven; in de war sturen; nekken; ruïneren; verzieken achteruitgaan; afbreken; degenereren; dwarsbomen; dwarsliggen; ruineren; slopen; tegenwerken; verderven; vernielen; vernietigen; verprutsen; verwoesten; verworden

Related Words for "nekken":


Wiktionary Translations for nekken:

nekken
verb
  1. noodlottig worden; letterlijk: iemand de nek te breken