Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. nestors:
  2. nestor:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for nestors from Dutch to Spanish

nestors:

nestors [de ~] nomen, plural

  1. de nestors
    el mayores

Translation Matrix for nestors:

NounRelated TranslationsOther Translations
mayores nestors oudelui; ouderejaars; ouderen

Related Words for "nestors":


nestors form of nestor:

nestor [de ~ (m)] nomen

  1. de nestor (oudste; senior)
    el mayor
  2. de nestor (oudste van een groep personen)
    el decano; el mayor; el veterano; el socio más antiguo
  3. de nestor (oudste firmant)
    el socio más antiguo; el socio mayor

Translation Matrix for nestor:

NounRelated TranslationsOther Translations
decano nestor; oudste van een groep personen decaan; dekaan
mayor nestor; oudste; oudste van een groep personen; senior majoor
socio mayor nestor; oudste firmant
socio más antiguo nestor; oudste firmant; oudste van een groep personen
veterano nestor; oudste van een groep personen oudgediende; veteraan
ModifierRelated TranslationsOther Translations
mayor aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; breed; enorm; flink; fors; groot; grootste; groter; grotere; heel erg; hoger; hogere; in zeer hoge mate; ouder; oudere; reuze; uit de kluiten gewassen
veterano door en door; doorgewinterd; doorgewinterde; geroutineerd; geslepen; uitgeslapen

Related Words for "nestor":


Wiktionary Translations for nestor:

nestor
noun
  1. oudste van een groep personen