Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. onbelangrijkheid:
  2. onbelangrijk:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for onbelangrijkheid from Dutch to Spanish

onbelangrijkheid:

onbelangrijkheid [de ~ (v)] nomen

  1. de onbelangrijkheid

Translation Matrix for onbelangrijkheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
falta de importancia onbelangrijkheid

Related Words for "onbelangrijkheid":


onbelangrijk:


Translation Matrix for onbelangrijk:

NounRelated TranslationsOther Translations
corriente instroming; instroom; luchtzuiging; tocht; toestroom; trek
ModifierRelated TranslationsOther Translations
banal futiel; nietsbetekenend; nietszeggend; onbeduidend; onbelangrijk; onbenullig; onbetekenend; triviaal; weinigzeggend banaal; grof; laag; laag-bij-de-grond; lomp; plat; platvloers; schunnig; triviaal; vuig; vunzig
corriente futiel; nietsbetekenend; nietszeggend; onbeduidend; onbelangrijk; onbenullig; onbetekenend; triviaal; weinigzeggend actuele; courant; eigentijds; gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; hedendaags; hedendaagse; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; lopend; modern; normaal; onedel

Related Words for "onbelangrijk":

  • onbelangrijkheid, onbelangrijker, onbelangrijkere, onbelangrijkst, onbelangrijkste, onbelangrijke

Wiktionary Translations for onbelangrijk:


Cross Translation:
FromToVia
onbelangrijk insignificante insignificant — not significant; not important
onbelangrijk insignificante nugatory — trivial, trifling
onbelangrijk tenue tenuous — thin in substance or consistency
onbelangrijk → [[sin importancia]] unimportant — not important or noteworthy
onbelangrijk frívolo frivole — Qui est vain ; qui n’a nulle importance.
onbelangrijk menor mineur — militaire|fr Qui concerne les mines.
onbelangrijk vanidoso vaniteux — Personne vaniteuse.