Summary
Dutch
Detailed Translations for onthaal from Dutch to Spanish
onthaal:
-
het onthaal (ontvangst)
Translation Matrix for onthaal:
Noun | Related Translations | Other Translations |
acogida | onthaal; ontvangst | begroeting; groet; kassabon; kwitantie; ontvangstbewijs; opname; opvang; receptie; reçu; saluut; verwelkoming; welkomstgroet |
recepción | onthaal; ontvangst | balie; borrel; counter; informele receptie; instuif; ontvangst; ontvangstbewijs; receptie; reçu; toelating; toog; toonbank; verwelkoming |
recibimiento | onthaal; ontvangst | kassabon; kwitantie; ontvangstbewijs; reçu |
Related Words for "onthaal":
onthalen:
-
onthalen (ontvangen; binnenhalen; vergasten)
Conjugations for onthalen:
o.t.t.
- onthaal
- onthaalt
- onthaalt
- onthalen
- onthalen
- onthalen
o.v.t.
- onthaalde
- onthaalde
- onthaalde
- onthaalden
- onthaalden
- onthaalden
v.t.t.
- heb onthaald
- hebt onthaald
- heeft onthaald
- hebben onthaald
- hebben onthaald
- hebben onthaald
v.v.t.
- had onthaald
- had onthaald
- had onthaald
- hadden onthaald
- hadden onthaald
- hadden onthaald
o.t.t.t.
- zal onthalen
- zult onthalen
- zal onthalen
- zullen onthalen
- zullen onthalen
- zullen onthalen
o.v.t.t.
- zou onthalen
- zou onthalen
- zou onthalen
- zouden onthalen
- zouden onthalen
- zouden onthalen
en verder
- ben onthaald
- bent onthaald
- is onthaald
- zijn onthaald
- zijn onthaald
- zijn onthaald
diversen
- onthaal!
- onthaalt!
- onthaald
- onthalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for onthalen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
acoger | binnenhalen; onthalen; ontvangen; vergasten | absorberen; feestelijk onthalen; fuiven; fêteren; opnemen; opslorpen; opslurpen; opvangen |
recibir | binnenhalen; onthalen; ontvangen; vergasten | aannemen; aanvaarden; accepteren; eigen maken; iets bemachtigen; in ontvangst nemen; kennis opdoen; kopen; krijgen; leren; meekrijgen; meepikken; ontvangen; oppikken; opsteken; opstrijken; verkrijgen; verwelkomen; verwerven; welkom heten |