Dutch
Detailed Translations for ontluiken from Dutch to Spanish
ontluiken:
-
ontluiken (zich ontsluiten; opbloeien)
Conjugations for ontluiken:
o.t.t.
- ontluik
- ontluikt
- ontluikt
- ontluiken
- ontluiken
- ontluiken
o.v.t.
- ontlook
- ontlook
- ontlook
- ontloken
- ontloken
- ontloken
v.t.t.
- ben ontloken
- bent ontloken
- is ontloken
- zijn ontloken
- zijn ontloken
- zijn ontloken
v.v.t.
- was ontloken
- was ontloken
- was ontloken
- waren ontloken
- waren ontloken
- waren ontloken
o.t.t.t.
- zal ontluiken
- zult ontluiken
- zal ontluiken
- zullen ontluiken
- zullen ontluiken
- zullen ontluiken
o.v.t.t.
- zou ontluiken
- zou ontluiken
- zou ontluiken
- zouden ontluiken
- zouden ontluiken
- zouden ontluiken
diversen
- ontluik!
- ontluikt!
- ontloken
- ontluikend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ontluiken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
desarrollarse | ontluiken; opbloeien; zich ontsluiten | afwisselen; evolueren; graven; herzien; ontplooien; ontwikkelen; opdelven; opgraven; plaatsen; scheppen; situeren; tot wasdom komen; veranderen; verwisselen; wijzigen; zich afspelen |
eclosionar | ontluiken; opbloeien; zich ontsluiten | |
nacer | ontluiken; opbloeien; zich ontsluiten | ter wereld komen |
External Machine Translations: